ECLI:NL:RBDHA:2020:6224

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
NL20.8413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit, nationaliteit en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt de Guineese nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag van 14 december 2018 als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De staatssecretaris heeft de afwijzing gebaseerd op artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet geloofwaardig achtte. Tijdens de zitting op 11 juni 2020 is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris in principe mag uitgaan van de juistheid van de informatie in het EU-Vis systeem, en dat het aan de vreemdeling is om aan te tonen dat deze informatie onjuist is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij niet dezelfde persoon is als degene die op de foto in EU-Vis staat.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten (BD) een deskundigenadvies is dat de staatssecretaris in zijn besluitvorming mocht betrekken. Dit advies concludeert dat er enige steun is voor de hypothese dat eiser dezelfde persoon is als degene die in het EU-Vis systeem staat geregistreerd. Eiser heeft geen contra-expertise ingebracht om deze conclusie te weerleggen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.8413
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

(gemachtigde: mr. R.L.J. Reijnen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 3 april 2020 (het bestreden besluit).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.8414, plaatsgevonden op 11 juni 2020. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser stelt de Guineese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum]. Op 14 december 2018 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder acht eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig. Na controle van de vingerafdrukken van eiser in EU-Vis, een Europees registratiesysteem voor vreemdelingen, bleek namelijk dat op 30 januari 2014 door de buitenlandse vertegenwoordiging van Portugal in Guinee-Bissau een Schengenvisum is verstrekt aan [naam 2], geboren op [geboortedatum] en van Guinee-Bissause nationaliteit. Verweerder heeft de foto uit EU-Vis door Bureau Documenten (BD) laten vergelijken met twee foto’s van eiser. Uit de verklaring van onderzoek van BD van 9 maart 2020 volgt dat er enige steun is voor de hypothese dat het om dezelfde persoon gaat. Verweerder gaat daarom uit van de gegevens uit EU-Vis, nu eiser geen identificerende documenten heeft overgelegd en zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ook niet op een andere manier aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft nagenoeg geen concrete, gedetailleerde en verifieerbare informatie kunnen verstrekken over de stad Mamou, waar hij vandaan stelt te komen.
3. Eiser heeft in beroep betoogd dat uit de verklaring van onderzoek van BD niet kan worden geconcludeerd dat eiser dezelfde persoon is als die op de foto in EU-Vis. Dit onderzoek ondersteunt juist eisers verklaringen: er is slechts enige steun voor deze conclusie en dat is absoluut onvoldoende om te concluderen dat het om dezelfde persoon gaat. Daarnaast voert eiser aan dat er tijdens de gehoren te weinig herkomstvragen zijn gesteld en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de jonge leeftijd van eiser ten tijde van zijn verblijf in Mamou.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Uit de jurisprudentie van de Afdeling [1] volgt dat verweerder in principe uit mag gaan van de juistheid van de informatie in EU-Vis en dat het aan de vreemdeling is om aan te tonen dat deze informatie in zijn geval onjuist is. Verweerder mocht er in dit geval dus van uitgaan dat eiser [naam 2] is en de Guinee-Bissause nationaliteit heeft. Eiser heeft niet met documenten of op een andere manier aangetoond dat deze informatie niet juist is. Verweerder heeft eiser, door het stellen van herkomstvragen tijdens het eerste gehoor, in de gelegenheid gesteld zijn herkomst aannemelijk te maken. Er zijn open vragen gesteld en het gehoor is afgenomen door een medewerker die getraind is om gehoren af te nemen bij minderjarigen. De rechtbank volgt daarom niet eisers betoog dat het gehoor onzorgvuldig is geweest. Reeds gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst ongeloofwaardig geacht.
5. Ter nadere onderbouwing heeft verweerder het gezichtsvergelijkend onderzoek laten verrichten. Een door BD opgestelde verklaring van onderzoek is een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden, waarvan hij in beginsel mag uitgaan. Indien verweerder een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, dient hij zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht wel van te vergewissen dat dit advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Indien dit het geval is, kan de desbetreffende vreemdeling de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen. [2]
6. De rechtbank stelt vast dat de verklaring van onderzoek een uitvoerige toelichting geeft op de gehanteerde methodiek en dat het een inzichtelijke conclusie bevat. Verweerder mocht deze verklaring daarom aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen. Eiser heeft geen contra-expertise ingebracht. BD concludeert weliswaar dat er slechts enige steun is voor verweerders conclusie, maar dat maakt niet dat het niet als nadere onderbouwing voor verweerders standpunt kan gelden. De rechtbank ziet niet in waarom dit onderzoek juist eisers verklaringen zou ondersteunen: zoals terecht is opgemerkt in het verweerschrift, heeft BD vrijwel alleen overeenkomsten en nauwelijks verschillen geconstateerd tussen de foto in EU-Vis en de twee foto’s van eiser.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:661.
2.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 9 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1695.