ECLI:NL:RBDHA:2020:6321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
10 juli 2020
Zaaknummer
NL18.25022
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische eiser op grond van ongeloofwaardigheid en verbeterde situatie in Ethiopië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Ethiopiër, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de aanvraag als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Eiser had aangevoerd dat hij tot de Oromo bevolkingsgroep behoort en dat hij niet terug kan keren naar Ethiopië vanwege zijn kritische uitlatingen over de regering en zijn financiële steun aan het Oromia Media Network. De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie in Ethiopië sinds de indiening van de asielaanvraag is verbeterd, en dat er geen bewijs is dat eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Ethiopië te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de verbeteringen in de Ethiopische samenleving, zoals hervormingen en de vrijlating van politieke gevangenen, niet kunnen worden genegeerd. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser ongeloofwaardig was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.25022

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. O. Bondam),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

ProcesverloopBij besluit van 4 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via beeldverbinding (skype) plaatsgevonden op 4 juni 2020. Eiser is niet verschenen. De gemachtigde van eiser en de tolk S. Beraki zijn wel verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Ethiopische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 26 juli 2017 de onderhavige aanvraag ingediend.
Bij besluit van 2 oktober 2017 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Het hiertegen ingediende beroep is bij uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van
3 november 2017 gegrond verklaard en het besluit van 2 oktober 2017 is vernietigd. Verweerder heeft eiser vervolgens aanvullend gehoord en heeft de aanvraag bij het bestreden besluit opnieuw afgewezen.
2. Eiser heeft – samengevat weergegeven – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij tot de Oromo bevolkingsgroep behoort en afkomstig is uit Addis Abeba. Eiser heeft verklaard dat hij niet meer naar Ethiopië kan terugkeren, omdat bij de overheid bekend is geworden dat hij de oppositie financieel heeft gesteund door een bijdrage te geven aan het Oromia Media Network (OMN). Tevens is bij de autoriteiten bekend geworden dat eiser zich kritisch heeft uitgelaten over de regering op zijn werk en ook via sociale media als Facebook en YouTube.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1) nationaliteit, identiteit, etniciteit en herkomst;
2) bekendheid van de Ethiopische autoriteiten met de financiële bijdrage van eiser aan een medianetwerk van de oppositie;
3) negatieve aandacht van de Ethiopische autoriteiten voor eiser vanwege zijn kritische uitlatingen;
4) discriminatie.
Verweerder heeft eiser gevolgd in zijn gestelde identiteit, nationaliteit, etniciteit en herkomst. Daarentegen heeft verweerder niet geloofwaardig geacht dat de Ethiopische autoriteiten bekend zijn met de financiële bijdrage van eiser aan een medianetwerk van de oppositie. Tevens wordt niet geloofwaardig geacht dat eiser in de negatieve aandacht van de Ethiopische autoriteiten staat vanwege kritische uitlatingen.
Wat betreft de door eiser gestelde discriminatie stelt verweerder zich op het standpunt dat niet is gebleken dat eiser problemen heeft ondervonden als gevolg van zijn weigering om lid te worden van de Oromia People’s Democratic Organisation. Ook overigens is volgens verweerder niet gebleken van een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden dat het voor eiser onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Dat eisers illegaal gebouwde woning door de overheid is vernietigd, leidt niet tot deze conclusie, omdat dit ook andere bevolkingsgroepen is overkomen.
Eiser kan volgens verweerder dan ook niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76), en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat de situatie in Ethiopië is verbeterd, zoals verweerder onder verwijzing naar het Algemeen Ambtsbericht Ethiopië van juli 2018 (het Algemeen Ambtsbericht) heeft overwogen, maar dat dit niet betekent dat sprake is van een stabiele situatie. Hiervoor verwijst eiser naar het UNHCR world report 2019, waarin melding wordt gemaakt van voortdurend etnisch geweld en van veiligheidsdiensten die kennelijk nog steeds geweld tegen burgers gebruiken. Voorts voert eiser aan dat ten onrechte niet geloofwaardig is geacht dat hij in de negatieve aandacht van de Ethiopische autoriteiten staat vanwege kritische uitlatingen. Eiser wijst erop dat de autoriteiten de opdracht hebben gegeven tot het sturen van een e-mail aan hem met daarin een virus. Steun voor dit handelen van de autoriteiten is te vinden in het Algemeen Ambtsbericht.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien:
d. de vreemdeling waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1
De wens van eiser om op een fysieke zitting in plaats van op een skype zitting te worden gehoord, kan wegens de beperkt beschikbare zittingscapaciteit er niet toe leiden dat het onderzoek ter zitting wordt aangehouden of heropend om het beroep op een later moment op een fysieke zitting te behandelen. Eiser heeft geen specifieke omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het niet of minder goed mogelijk zou zijn de zaak via een videoverbinding te behandelen.
7.2
De rechtbank stelt voorop dat niet is betwist dat verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat de Ethiopische autoriteiten bekend zijn met de financiële bijdrage die eiser aan OMN heeft gegeven dan wel dat eiser in de negatieve aandacht van de Ethiopische autoriteiten staat vanwege kritische uitlatingen. Daarbij blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht dat de algemene situatie in Ethiopië sinds april 2018 na het aantreden van de nieuwe premier de Oromo Abiy Ahmed Ali aanzienlijk is verbeterd. Zo heeft de premier de eerste maanden na zijn inauguratie een grote hoeveelheid aan hervormingen aangekondigd en deels ook doorgevoerd. Duizenden politieke gevangen zijn vrijgelaten, in het buitenland verblijvende oppositieleden hebben amnestie gekregen en media kanalen als OMN zijn niet langer verboden. Tevens is de website van OMN weer toegankelijk en zijn internetrestricties op honderden nieuwssites uit de diaspora opgeheven. Tot slot is de noodtoestand op
5 juni 2018 door het Ethiopische parlement opgeheven, waardoor ook het maken van het Oromo-gebaar niet langer verboden is. Dat de algemene situatie in Ethiopië verbeterd is, wordt door eiser in beroep niet betwist. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting wel naar voren gebracht dat de algemene veiligheidssituatie in Ethiopië na de verkiezingen in augustus van dit jaar mogelijk zou kunnen veranderen. Dit betreft echter een onzekere toekomstige gebeurtenis. Eiser heeft hiermee dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk bij terugkeer naar Ethiopië te vrezen heeft voor vervolging dan wel dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade.
7.3
In het Algemeen Ambtsbericht is te lezen dat onderzoekers van het in Canada gebaseerde Citizin Lab in december 2017 melding hebben gemaakt van gerichte malware aanvallen van de Ethiopische overheid op doelen buiten Ethiopië zoals het oppositiekanaal Oromia Media Network en dat dissidenten in ballingschap aangaven het doelwit te zijn geweest van surveillance malware (kwaadaardige bewakingssoftware). Met de enkele verwijzing naar deze passage uit het Algemeen Ambtsbericht in zijn beroepsgronden heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk een e-mail met een virus in de bijlage heeft ontvangen die afkomstig is van de Ethiopische autoriteiten. Het is aan eiser om dit middels zijn verklaringen aannemelijk te maken dan wel met stukken te onderbouwen. Nu eiser niet wordt geloofd in zijn verklaringen dat hij in de negatieve aandacht van de Ethiopische autoriteiten staat, heeft verweerder niet ten onrechte ook niet geloofwaardig geacht dat eiser van deze autoriteiten een e-mail met spyware heeft ontvangen. Verweerder heeft bovendien terecht overwogen dat eiser ook niet met stukken heeft onderbouwd dat een dergelijke e-mail naar hem is verstuurd.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. De uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.