In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de ouders [X] (de moeder) en [Y] (de vader) over de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind [minderjarige 1] en de vaststelling van kinderalimentatie. De moeder verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar te bepalen en om een omgangsregeling en een bijdrage in de kosten van de opvoeding door de vader. De vader voerde verweer en vroeg om gezamenlijk gezag over [minderjarige 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide ouders in staat zijn om samen afspraken te maken over de opvoeding van hun kind, en heeft het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag toegewezen. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de moeder bepaald en een zorgregeling vastgesteld die in het belang van het kind is. Daarnaast heeft de rechtbank de alimentatie vastgesteld op € 90,00 per maand voor de periode van 21 februari 2019 tot 24 april 2019, en € 192,00 per maand vanaf 24 april 2019. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.