In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 een verzoek tot wraking afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. dr. D.J.B. Bosscher, tegen de rechters mrs. A.M. Voorwinden, A.C. Bordes en J. Smeets. Het verzoek richtte zich tegen een bericht van de rechters waarin zij diverse processuele beslissingen in de hoofdzaak en een verzoekschriftprocedure toelichtten. De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters vooringenomen waren. De wrakingskamer overwoog dat de beslissingen van de rechters niet onbegrijpelijk waren en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat het ontbreken van een motivering bij de afwijzing van een verzoek om een extra conclusieronde geen grond voor wraking kon zijn. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet kon worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.