ECLI:NL:RBDHA:2020:6371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
7915403 RL EXPL 19-16334
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na ongeoorloofd verlaten van parkeeraccommodatie door middel van treintje rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en een gedaagde partij. Q-Park vorderde schadevergoeding van de gedaagde, die op 20 december 2018 de parkeeraccommodatie had verlaten door middel van 'treintje rijden', wat in strijd is met de algemene voorwaarden van Q-Park. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet de juiste procedure heeft gevolgd bij het verlaten van de parkeerfaciliteit, wat heeft geleid tot schade voor Q-Park. De gedaagde had weliswaar een parkeerkaartje betaald, maar dit ontsloeg hem niet van de verplichting om de parkeeraccommodatie op de juiste manier te verlaten. De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park voor schadevergoeding van € 300,00 toegewezen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de algemene voorwaarden en de gevolgen van het niet correct gebruiken van parkeerfaciliteiten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
NK
Rolnr.: 7915403 RL EXPL 19-16334
Vonnisdatum: 7 januari 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde: Spreksel Advocaten,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Partijen zullen worden aangeduid als “Q-Park” enerzijds en “ [gedaagde] ” anderzijds.
Procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 12 juli 2019;
  • de conclusie van antwoord;
  • de in het geding gebrachte producties.
Op 5 december 2019 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] namens Q-Park, en [gedaagde] , bijgestaan door
[gemachtigde] . Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

1.Feiten

1.1
Q-Park is de exploitant van de parkeeraccommodatie Amsterdam-Amsterdamse Poort P24 (hierna te noemen: de parkeeraccommodatie).
1.2
[gedaagde] was op 20 december 2018 bestuurder van de auto Volkswagen Polo, met het kenteken [kenteken] (hierna te noemen: de auto).
1.3
In de algemene voorwaarden van Q-Park staat onder:
Artikel 5.9:
“De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,-- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.”
Artikel 6.4:
“Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig
verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje
rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt,
is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de
betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk
van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende
dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad €300,- en
zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk
geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het
recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen
mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.”
Artikel 6.6:
“In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door
Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart”
verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of
driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de
parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het
recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen
mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. Indien de parkeerder achteraf door
middel van de klachtenprocedure van artikel 10 lid 5 aan kan tonen wat de daadwerkelijke
parkeertijd was, zal restitutie op basis daarvan plaats vinden. De bewijslast met betrekking
tot de exacte parkeertijd berust bij de parkeerder.”
1.4
Op een informatiebord bij de ingang van de parkeeraccommodatie wordt verwezen
naar de algemene voorwaarden. Dit informatiebord staat voor de slagboom en voor de kaartautomaat.

2.Vordering, grondslag en verweer

2.1
Q-Park vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Q-Park een bedrag van
€ 391,58, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van pleging, althans van verzuim, althans vanaf een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening met veroordeling van Eduard in de proceskosten.
2.2
Q-Park legt aan haar vordering, naast voormelde feiten, het navolgende ten grondslag.
[gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de artikelen 5.9 en 6.4 en 6.6 van de algemene voorwaarden en is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst jegens Q-Park door op 20 december 2018 door middel van “treintje rijden” de parkeeraccommodatie te verlaten. Op grond van de algemene voorwaarden is [gedaagde] het tarief verloren kaart en schadevergoeding verschuldigd. Dat komt neer op € 40,50 gebaseerd op het tarief verloren kaart en € 300,00 aan schadevergoeding. Ondanks aanmaning heeft Q-Park van [gedaagde] geen betaling kunnen verkrijgen. Wegens het uitblijven van betaling maakt Q-Park aanspraak op een bedrag van € 51,08 exclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.
2.3
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord aangevoerd dat hij door is gereden bij een omhoog staande slagboom, maar dat van zogenaamd “treintje rijden” geen sprake is geweest. [gedaagde] heeft het tarief van € 2,50 voor een parkeerkaart voldaan. Q-Park heeft dus geen schade geleden, althans de door Q-Park vermeende geleden schade is niet aan [gedaagde] te wijten.

3.Beoordeling

3.1
Op de camerabeelden die door Q-Park ter comparitie zijn getoond is het “treintje rijden” echter duidelijk te zien. Er is op de beelden niet te zien dat [gedaagde] een uitrijkaart in de parkeerpaal stopt, maar wel dat hij direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt. Gelet hierop had het op de weg van [gedaagde] gelegen zijn verweer nader te onderbouwen. [gedaagde] heeft slechts aangegeven dat een groot aantal parkeeraccommodaties in Nederland werkt met het lezen van het kenteken en er geen parkeerkaarten en automaten meer aan te pas komen. De kantonrechter acht dit verweer onvoldoende onderbouwd en zal hieraan dan ook voorbij gaan. De kantonrechter gaat er, gelet op het vorengaande vanuit dat er door [gedaagde] “treintje is gereden”, zoals gesteld door Q-Park.
3.2
[gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat hij het verschuldigde parkeertarief heeft voldaan. Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is het aan [gedaagde] te stellen en zo nodig te bewijzen hij het verschuldigde parkeertarief heeft voldaan voor het parkeren van zijn voertuig. Naar het oordeel van de kantonrechter is hij daarin geslaagd nu hij bij conclusie van antwoord een betaalbewijs heeft overgelegd. Ter comparitie is nog namens [gedaagde] aangetoond dat de betaling heeft plaatsgevonden vanaf een bankrekening die op naam staat van (de onderneming van) [gedaagde] . Namens Q-Park is ter comparitie hieromtrent aangevoerd dat als het klopt dat [gedaagde] heeft betaald, de grondslag met betrekking tot artikel 6.4 van de Algemene Voorwaarden komt te vervallen en dat de vordering van het tarief verloren kaart van € 40,50 als ingetrokken kan worden beschouwd.
Q-Park erkent hiermee echter niet dat [gedaagde] heeft betaald. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee door Q-Park onvoldoende is weersproken dat door [gedaagde] is betaald en zal de vordering ten aanzien van het tarief verloren kaart afwijzen.
3.3
Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de schadevergoeding is namens
Q-Park ter comparitie toegelicht dat door het “treintje rijden” van [gedaagde] het parkeersysteem ontregeld is geraakt. Bij het op een dergelijke manier van verlaten van de parkeeraccommodatie wordt het voertuig niet geregistreerd en het parkeermanagement-systeem laat dan niet zien dat er een parkeerplaats beschikbaar is gekomen. Bovendien zijn door Q-Park investeringen en inspanningen gedaan en worden deze nog steeds gedaan om op te treden tegen “treintje rijden”.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] er in dit geval bewust voor heeft gekozen de parkeeraccommodatie op deze ongebruikelijke en contractueel niet toegestane wijze te verlaten. [gedaagde] mocht weliswaar niet de intentie hebben gehad om Q-Park op te lichten, maar dit neemt niet weg dat er schade is ontstaan door het handelen van [gedaagde] . Het enkele verweer van [gedaagde] dat nu er wel betaald is voor een parkeerkaartje en het systeem daarmee had moeten registreren dat het voertuig van [gedaagde] was uitgereden, is daartoe onvoldoende. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter de gevorderde schadevergoeding van € 300,00 zal toewijzen.
3.4
De gevorderde rente zal als onweersproken worden toegewezen met dien verstande dat de wettelijke rente slechts zal worden toegewezen over de hoofdsom minus het tarief verloren kaart van € 40,50.
3.5
Q-Park maakt voorts aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De buitengerechtelijke incassokosten zijn op juiste wijze conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW aangezegd. Het gevorderde bedrag zal dan ook worden toegewezen.
3.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Q-Park te voldoen een bedrag van € 351,08, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 300,00 vanaf 20 december 2018 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Q-Park vastgesteld op € 350,18 waarvan € 85,18 aan dagvaardingskosten, € 121,00 griffierecht en € 144,00 als het aan de gemachtigde van Q-Park toekomende salaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. T.F. Hesselink en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2020.