ECLI:NL:RBDHA:2020:6372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
13 juli 2020
Zaaknummer
C/09/594018 / JE RK 20-1299
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vervangende toestemming voor medische behandeling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de vervangende toestemming voor een medische behandeling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is naar aanleiding van een verzoekschrift van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, ingediend op 28 mei 2020. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken en heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. De vader en de moeder van [minderjarige] zijn opgeroepen maar zijn niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, met name op sociaal-emotioneel gebied, omdat hij sinds een jaar niet naar school gaat en vermoedelijk geen dagbesteding heeft. De ouders, vooral de vader, bagatelliseren de ontwikkelingsproblemen van [minderjarige] en zijn niet bereid om hulp te accepteren. De kinderrechter heeft eerder al maatregelen getroffen, waaronder een ondertoezichtstelling en vervangende toestemming voor medische behandeling, maar de situatie is nog steeds zorgwekkend.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van één jaar en vervangende toestemming te verlenen voor een medische behandeling, zodat [minderjarige] kan worden onderzocht en passend onderwijs kan krijgen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 9 juli 2020. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/594018 / JE RK 20-1299
Datum uitspraak: 6 juli 2020

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en vervangende toestemming medische behandeling(ex art. 1:265h BW)
in de zaak naar aanleiding van het op 28 mei 2020 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
en
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de moeder,
beiden wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 28 mei 2020;
  • het e-mailbericht d.d. 6 juli 2020 zijdens de gecertificeerde instelling.
Op 6 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen [vertegenwoordigers van de GI] , beiden namens de gecertificeerde instelling.
De vader en de moeder zijn conform de wettelijke vereisten opgeroepen en niet verschenen.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk in het ouderlijk huis.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 14 juni 2019 [minderjarige] onder toezicht gesteld van 16 juli 2019 tot 16 juli 2020.
  • Bij beschikking d.d. 14 juni 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank is vervangende toestemming verleend aan de gecertificeerde instelling voor het verrichten van een medische behandeling van [minderjarige] .
  • Bij beschikking d.d. 21 augustus 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank is bepaald dat voor [minderjarige] een machtiging wordt afgegeven om hem uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 21 augustus 2019 tot 16 juli 2020, alsmede dat het gezag over [minderjarige] , voor zover dit betrekking heeft op de aanmelding bij een onderwijsinstelling, wordt uitgeoefend door de gecertificeerde instelling tot 16 juli 2020.

De verzoeken

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar en tot verlening van vervangende toestemming voor een medische behandeling van [minderjarige] op grond van artikel 1:265h van het Burgerlijk Wetboek.
Verzoek verlenging ondertoezichtstelling
Aan het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling heeft de gecertificeerde instelling ten grondslag gelegd dat [minderjarige] nog steeds wordt bedreigd in zijn sociale-, emotionele- en cognitieve ontwikkeling. De reguliere basisschool, [school 1] , waar [minderjarige] tot 4 juli 2019 dagelijks naar school ging heeft geconstateerd dat er bij [minderjarige] sprake is van langdurige problematiek en vermoedens van ASS-problematiek. Ondanks het herhaaldelijk uitspreken van de zorgen, staan de ouders – met name de vader – niet open voor hulpverlening. Volgens de vader is er niets met [minderjarige] aan de hand en daarom zal hij ook niet meewerken aan een plaatsing van [minderjarige] op passend (speciaal) onderwijs. Aan [minderjarige] wordt – mede dankzij de weigerachtige houding van de ouders – onderwijs onthouden. Voorts maakt de gecertificeerde instelling zich zorgen over de thuissituatie en de dagbesteding van [minderjarige] , aangezien daar geen zicht op is. Ook zijn er zorgen over recente uitlatingen van de vader over [minderjarige] , waaronder:
‘ik ben het allemaal zo zat, jullie doen maar wat jullie denken dat goed is, maar ik wil hem ook niet terug hebben voordat hij achttien jaar is.’
Vervangende toestemming medische behandeling
Aan het verzoek tot vervangende toestemming voor een medische behandeling van [minderjarige] legt de gecertificeerde instelling het volgende ten grondslag. Er is een onderzoek noodzakelijk voordat [minderjarige] kan worden toegelaten op een school die passend is bij de problematiek die [minderjarige] ervaart, namelijk [school 2] een school die is verbonden aan het Pedologisch Instituut. De gecertificeerde instelling omschrijft de medische behandeling als volgt:
‘Het advies is om breed diagnostisch onderzoek uit te voeren naar een ontwikkelingsstoornis/problematiek en de intelligentie. Daarnaast is het van belang om inzicht te krijgen op zowel de kind- als omgevingsfactoren. Het is noodzakelijk om in kaart te brengen hoe deze factoren met elkaar samenhangen en wat er nodig is in het kader van – intensieve – behandeling en een passende onderwijsplek. Dit onderzoek zal uitgevoerd moeten worden bij een instelling in de tweedelijnszorg: gespecialiseerde GGZ zoals Curium of Youz.’

De beoordeling

Verlenging van de ondertoezichtstelling
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Daarbij overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ontwikkeling van [minderjarige] stagneert (met name) op sociaal-emotioneel gebied, aangezien [minderjarige] sinds een jaar niet meer (in Nederland) naar school gaat en vermoedelijk geen dagbesteding heeft. De ouders – en met name de vader – lijken de ontwikkelingsproblemen van [minderjarige] te bagatelliseren en zijn niet bereid en in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging in de sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. Omdat lange tijd geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar was, heeft de voortgang van de ondertoezichtstelling het afgelopen jaar zo goed als stil gelegen. Getracht is de machtiging uithuisplaatsing in september 2019 te effectueren, maar [minderjarige] woonde in die periode met zijn moeder in Washington. Na terugkomst in Nederland is er onvoldoende gebeurd aan het oplossen van de problematiek. De kinderrechter acht een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar noodzakelijk om passende hulpverlening voor [minderjarige] te kunnen inzetten, teneinde de schoolgang van [minderjarige] zo spoedig mogelijk te continueren.
Vervangende toestemming medische behandeling
De kinderrechter kan vervangende toestemming verlenen voor de medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar, indien behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van de minderjarige af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert.
De kinderrechter is van oordeel dat [minderjarige] ernstig in zijn sociale, emotionele en cognitieve ontwikkeling wordt bedreigd, aangezien [minderjarige] niet meer naar school gaat en daardoor een leerachterstand oploopt. In de beschikking van 14 juni 2019 heeft de rechtbank reeds beslist dat een observatie naar passend onderwijs bij [school 2] en het bijbehorende onderzoek noodzakelijk en in het belang van [minderjarige] zijn. De ouders weigeren tot heden om de benodigde toestemming te geven, waardoor de schoolgang van [minderjarige] nog steeds belemmerd wordt doordat geen diagnostisch onderzoek naar de gedragsproblematiek van [minderjarige] kan plaatsvinden. De kinderrechter zal de vervangende toestemming voor de medische behandeling van [minderjarige] opnieuw verlenen, zodat [minderjarige] – na afronding van het diagnostisch onderzoek en afhankelijk van de conclusie – voor hem passend (speciaal) onderwijs zal kunnen krijgen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 16 juli 2020 tot 16 juli 2021 met behoud van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verleent vervangende toestemming voor het verrichten van een medische behandeling van [minderjarige] , zijnde psychodiagnostisch onderzoek zoals geformuleerd door de gecertificeerde instelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2020 door mr. C.J. van der Wilt, kinderrechter, in tegenwoordigheid van P.M. Hoekstra als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 9 juli 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.