In deze zaak heeft de kinderrechter op 23 juni 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016, die opgroeit onder zorgwekkende omstandigheden. De ondertoezichtstelling was eerder op 13 maart 2019 ingesteld en verlengd op 26 mei 2020. De moeder van de minderjarige heeft geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland en is niet verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de leefomstandigheden van de minderjarige, die vermoedelijk sinds december 2018 niet meer in Nederland verblijft. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, heeft geprobeerd de minderjarige op te sporen, maar zonder succes. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn en heeft de ondertoezichtstelling verlengd, maar voor een kortere termijn dan verzocht, namelijk voor twee maanden. Dit is gedaan om de overdracht van de zaak aan de bevoegde autoriteiten van het verblijfplaats van de moeder en de minderjarige zorgvuldig te laten verlopen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.