ECLI:NL:RBDHA:2020:6486
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring asielaanvraag op basis van verblijfsvergunning in Griekenland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Syrische man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor was dat eiser eerder een verblijfsvergunning had verkregen van de Griekse autoriteiten op 10 januari 2018. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
Het proces verliep enigszins ongebruikelijk door de coronamaatregelen, waardoor de zitting niet fysiek kon plaatsvinden. De rechtbank vroeg partijen om toestemming om de zaak zonder zitting af te doen, wat door de verweerder werd gegeven, maar eiser reageerde hier niet op. De rechtbank besloot daarop het onderzoek ter zitting achterwege te laten en sloot het onderzoek.
Eiser voerde aan dat er onvoldoende zekerheid bestond over zijn asielaanvraag in Griekenland en dat de Griekse autoriteiten mogelijk niet correct hadden gehandeld. De rechtbank oordeelde echter dat de Staatssecretaris in beginsel mocht afgaan op de informatie van de Griekse autoriteiten en dat het Eurodac-resultaat, dat op 20 februari 2020 was verkregen, actueel was. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en benadrukte dat het aan eiser was om zijn rechten als statushouder te effectueren en bij de Griekse autoriteiten navraag te doen over zijn status. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.