ECLI:NL:RBDHA:2020:6512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3044
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in Wob-verzoek met gedeeltelijke openbaarmaking

In deze zaak heeft de derde-partij op 14 januari 2020 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om alle informatie te ontvangen die betrekking heeft op het document ‘Aide Mémoire’ van 26 maart 2019. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, heeft op 7 april 2020 besloten tot gedeeltelijke openbaarmaking van acht documenten, waarbij bepaalde passages zijn zwartgelakt. Verzoekster, Stichting Rust en Vreugd, heeft bezwaar gemaakt tegen deze gedeeltelijke openbaarmaking en verzocht om een voorlopige voorziening om de openbaarmaking op te schorten totdat op het bezwaar is beslist.

De voorzieningenrechter heeft op 29 juni 2020 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat de belangenafweging in deze zaak in het voordeel van verzoekster uitvalt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de bezwaarschriftprocedure voortvarend verloopt en dat de beslissingen op bezwaar naar verwachting binnen afzienbare tijd zullen worden genomen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van 7 april 2020 geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 354,00 aan verzoekster dient te vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van verzoekster wordt veroordeeld tot een bedrag van € 1.050,00.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening over een besluit tot openbaarmaking van stukken geen voorlopige, maar een definitieve betekenis heeft. Dit maakt het belang van verzoekster bij het uitstellen van de openbaarmaking evident, aangezien openbaarmaking onomkeerbaar is. De voorzieningenrechter heeft verweerder aangespoord om een spoedige besluitvorming in bezwaar te bewerkstelligen.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3044
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 juni 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

Stichting Rust en Vreugd, te Wassenaar, verzoekster

(gemachtigde: mr. M.J. de Buck-Hartman),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J.H. van der Poel).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde partij] , te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. G.M. Pierik)

Procesverloop

Op 14 januari 2020 heeft de derde-partij verweerder op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht hem alle informatie te doen toekomen behorende bij het document bekend onder de naam ‘Aide Mémoire’ d.d. 26 maart 2019. Daarbij heeft de derde-partij aangegeven dat het verzoek niet alleen ziet op het document Aide Mémoire zelf, maar ook op alle informatie die (in)direct betrekking heeft op dit document, waaronder maar niet uitsluitend (e-mail) correspondentie, notities, memo’s, afbeeldingen etc.
Verzoekster heeft een zienswijze ingediend tegen de voorgenomen gedeeltelijke openbaarmaking van verweerder van 25 februari 2020.
Bij besluit van 7 april 2020, verzonden op 15 april 2020, heeft verweerder besloten om over te gaan tot gedeeltelijke openbaarmaking van een achttal documenten, waarbij bepaalde passages zwart zijn gelakt op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de Wob.
Bij brief van 15 april 2020 heeft verweerder verzoekster meegedeeld dat toepassing wordt gegeven aan de uitgestelde verstrekking zoals neergelegd in artikel 6, vijfde lid, van de Wob en dat de informatie niet eerder wordt verstrekt aan de Wob-verzoeker dan twee weken na dagtekening van deze brief.
Verzoekster heeft tegen het besluit van 7 april 2020 bezwaar gemaakt bij brief van 24 april 2020. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, erin bestaande dat het besluit van 7 april 2020 tot openbaarmaking van de daarin genoemde documenten wordt geschorst tot 6 weken na de beslissing op bezwaar.
Derde-partij heeft bij brief van 30 april 2020 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 april 2020.
Verweerder heeft schriftelijk bevestigd de openbaarmaking op te schorten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Derde-partij heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2020 via een Skype for business-verbinding. Aan de Skype-zitting hebben deelgenomen:
[woonplaats] , voorzitter van de Stichting Rust en Vreugd, en [A] , bijgestaan door mr. M.J. de Buck-Hartman.
[derde partij] , bijgestaan door mr. G.M. Pierik en namens verweerder hebben mr. C.J.H. van der Poel en [B] telefonisch deelgenomen aan de videozitting.

Overwegingen

1. Verzoekster wil de gedeeltelijke openbaarmaking van de acht documenten voorkomen. Verzoekster heeft in bezwaar zowel formele als materiële gronden aangevoerd tegen het besluit van 7 april 2020. De (materiële) gronden houden, onder meer, in dat verzoekster stelt dat naast de door verweerder van toepassing geachte weigeringsgronden ook de artikelen 10, tweede lid, aanhef en onder g, en 11, eerste lid, van de Wob aan openbaarmaking van de documenten in de weg staan. Derde-partij heeft in bezwaar tegen het besluit van 7 april 2020 aangevoerd dat de door verweerder genoemde documenten volledig – met uitzondering van persoonsgegevens van personen die niet dusdanig in de openbaarheid treden – openbaar gemaakt dienen te worden.
2.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de beantwoording van de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten tot openbaarmaking van de documenten mede gelet op de door verzoekster aangevoerde gronden en hetgeen derde-partij in dat kader heeft aangevoerd, een indringende beoordeling vergt waarvoor de procedure van de voorlopige voorziening zich minder goed leent. Het verzoek van verzoekster zal daarom aan de hand van een belangenafweging worden beoordeeld.
2.2.
In het kader van het verzoek om voorlopige voorziening moet de voorzieningen-rechter afwegen of, gelet op de betrokken belangen, in afwachting van de bezwaarprocedure de gegevens wel of niet openbaar gemaakt mogen worden.
2.3.
Een voorlopige voorzieningenprocedure heeft, zoals het woord al aanduidt, nadrukkelijk betrekking op het al dan niet treffen van een voorlopige voorziening die noodzakelijk is in afwachting van, in onderhavig geval, een beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter stelt vast dat, zoals ter zitting door partijen is toegelicht, de bezwaarschriftprocedures in het kader van het onderhavige Wob-verzoek voortvarend verlopen, gelet op de gehouden hoorzittingen op 10 juni 2020. De Commissie bezwaarschriften gemeente Wassenaar heeft toegezegd dat zij binnen drie weken na de hoorzittingen advies zal uitbrengen, waarna verweerder op de bezwaarschriften zal beslissen. Beslissingen op bezwaar met betrekking tot het onderhavige Wob-verzoek zullen dus naar alle verwachting binnen afzienbare tijd worden genomen.
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat afwijzing van een verzoek om een voorlopige voorziening over een besluit dat strekt tot openbaarmaking van stukken, naar haar aard juist geen voorlopige strekking heeft, maar een definitieve, onomkeerbare betekenis. Afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft immers tot gevolg dat verweerder de gevraagde informatie (gedeeltelijk) openbaar maakt. De openbaarmaking kan vervolgens feitelijk niet meer ongedaan worden gemaakt. Dat zou de bezwaarprocedure als het ware overbodig maken.
Tegen deze achtergrond bezien is het belang van verzoekster bij niet openbaarmaking in afwachting van een beslissing op bezwaar evident. Het nog niet effectueren van het besluit van 7 april 2020 heeft voor derde-partij die om openbaarmaking heeft verzocht geen onomkeerbaar gevolg. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat hij bereid was de openbaarmaking op te schorten tot twee weken na de beslissing op het bezwaarschrift, maar derde-partij daarmee niet heeft ingestemd. De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat er voor verweerder geen zwaarwegende belangen zijn die tot onmiddellijke openbaarmaking van de documenten nopen. Zo’n belang is ter zitting ook niet gesteld. Van de zijde van derde-partij is ook niet gebleken van zwaarwegende belangen die zich verzetten tegen het afwachten van de bezwaarprocedure. Dat derde-partij al geruime tijd informatie over de besluitvorming rondom landgoed Rust & Vreugd tracht te achterhalen om na te gaan of het door de gemeente gevoerde beleid juist is en hij, indien hij deze informatie niet op korte termijn ontvangt, onnodig lang verstoken blijft van informatie is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende. Hoewel de voorzieningenrechter zich realiseert dat het voor derde-partij onbevredigend moet zijn dat openbaarmaking van gegevens waarom hij bij verweerder heeft verzocht, nogmaals wordt opgeschort (van eerdere opschorting was sprake in procedure SGR 19/7069), benadrukt de voorzieningenrechter dat – hoewel de Aide Memoire in het kader van het vorige Wob-verzoek van derde-partij ter sprake is gekomen – het in de onderhavige procedure om een nieuw Wob-verzoek van derde-partij gaat waarbij openbaarmaking van de Aide Memoire (thans onbetwist) aan de orde is. De voorzieningenrechter geeft verweerder in overweging zoveel als redelijkerwijs mogelijk een spoedige besluitvorming in bezwaar te bewerkstelligen.
3. Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe in die zin dat het besluit van 7 april 2020 wordt geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
4. De voorzieningenrechter ziet verder aanleiding te bepalen dat verweerder aan verzoekster het betaalde griffierecht vergoedt.
5. De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,00 ( 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het besluit van
7 april 2020 wordt geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht van € 354,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.050,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De uitspraak is gedaan op 29 juni 2020.
griffier voorzieningenrechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.