ECLI:NL:RBDHA:2020:6693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
09-837059-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van bedreiging en voorbereiding van moord met terroristisch oogmerk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 8 februari 2019 met twee messen naar het Binnenhof in Den Haag was gegaan met de intentie om politici te doden. De verdachte werd beschuldigd van poging tot moord met terroristisch oogmerk en bedreiging. Tijdens de zittingen werd vastgesteld dat de verdachte, die lijdt aan een schizofrene stoornis, niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was vanwege zijn geestelijke toestand en sprak hem vrij van de poging tot moord, maar verklaarde hem wel schuldig aan de voorbereiding van moord en bedreiging. De rechtbank legde een zorgmachtiging op voor plaatsing in een GGZ-instelling voor zes maanden, om de verdachte de noodzakelijke behandeling te bieden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorg voor personen met ernstige geestelijke problemen die in aanraking komen met het strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/837059-19
Datum uitspraak: 21 juli 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
thans preventief gehecht in [plaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 26 april 2019, 8 juli 2019,
30 september 2019, 9 december 2019, 19 februari 2020, 29 april 2020 en 7 juli 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Doves en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.A.V. Hoogerduyn naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 februari 2019 te 's-Gravenhage, althans te Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een of meer politici (op dat moment aanwezig in Den Haag) van het leven te beroven, (te) begaan met een terroristisch oogmerk, door met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- twee (vlees)messen in een rugzak te doen en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar Den Haag te reizen (met het doel om daar aanwezige politici neer te steken) en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar het Binnenhof te lopen en/of (vervolgens) langs en over het Binnenhof te lopen met als doel om in de nabijheid van politici te komen en/of met als doel om (deze) politici neer te steken en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) op zoek te gaan naar een balie met als doel een afspraak te maken met (politici van) de Eerste of Tweede Kamer en/of met als doel om (deze) politici neer te steken en/of
- te zeggen "ik ben een aangewezen terrorist, ik kom hier om een aanslag te plegen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 februari 2019 te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het te plegen misdrijf(ven) omschreven in artikel 289 en/of 287 van het Wetboek van Strafrecht, te weten moord en/of doodslag, te begaan met een terroristisch oogmerk,
- ( sub 2) gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich (of anderen) trachtte te verschaffen en/of
- ( sub 3) voorwerpen voorhanden had waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een misdrijf,
immers is/heeft hij, verdachte,
- twee (vlees)messen in een rugzak gedaan en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar Den Haag afgereisd (met het doel om daar aanwezige politici neer te steken) en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar het Binnenhof gelopen en/of (vervolgens) langs en over het Binnenhof heen gelopen met als doel om in de nabijheid van politici te komen en/of met als doel om (deze) politici neer te steken en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) op zoek gegaan naar een balie om informatie te krijgen over de Eerste en/of Tweede Kamer met als doel een afspraak te maken met (politici van) de Eerste of Tweede Kamer en/of met als doel om (deze) politici neer te steken;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 februari 2019 te 's-Gravenhage, althans te Nederland ter voorbereiding van het met anderen of een ander, althans alleen, te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord en/of doodslag (zoals bedoeld in artikel 289 en/of 287 Wetboek van Strafrecht) al dan niet (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a en/of 289 jo 83 Wetboek van Strafrecht),
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimte en/of vervoermiddelen, bestemd tot het begaan van die/dat misdrijf/misdrijven heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad,
immers is/heeft hij, verdachte,
- twee (vlees)messen in een rugzak gedaan en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar Den Haag afgereisd (met het doel om daar aanwezige politici neer te steken) en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar het Binnenhof gelopen en/of (vervolgens) langs en over het Binnenhof heen gelopen met als doel om in de nabijheid van politici te komen en/of met als doel om (deze) politici neer te steken en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) op zoek gegaan naar een balie met als doel een afspraak te maken met (politici van) de Eerste of Tweede Kamer en/of met als doel om (deze) politici neer te steken;
2.
hij op of omstreeks 8 februari 2019 te 's Gravenhage, althans te Nederland, een en/of meerdere politici heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, begaan met een terroristisch oogmerk, immers is/heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend gezegd: "ik ben een aangewezen terrorist, ik kom hier om een aanslag te plegen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking (terwijl verdachte twee (vlees)messen in zijn rugzak droeg).

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd (kort samengevat) dat de verdachte had besloten om wraak te nemen op zo veel mogelijk politici in Den Haag, waarna hij op 8 februari 2019 met twee grote messen in zijn rugzak met dat doel naar Den Haag is gereisd. Eenmaal op het Binnenhof liep de verdachte zoekend rond, in afwachting van politici die hij wilde doden, maar die zag hij niet. Hiermee is sprake van een begin van uitvoering van zijn voorgenomen besluit om politici te vermoorden, zodat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd om politici te vermoorden. Niet kan worden bewezen dat de verdachte handelde met een terroristisch oogmerk, omdat zijn doel eerder gericht was op zichzelf en zijn eigen omstandigheden en niet op ontwrichting van de maatschappij. Van die ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid moet de verdachte dan ook worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd (kort samengevat) dat de verdachte tegen de Marechaussee heeft gezegd dat hij de aangewezen terrorist is en dat hij daar is om een aanslag te plegen. Uit het dossier blijkt dat veel politici, die merkten dat het Binnenhof werd ontruimd, dit als bedreigend hebben ervaren.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe is met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat de verdachte een daad wilde stellen voor een persoonlijk doel en niet om een aanslag te plegen op de Nederlandse rechtsorde, zodat van handelen met een terroristisch oogmerk geen sprake is. Voorts kan niet worden bewezen dat de verdachte opzettelijk (al dan niet in voorwaardelijke zin) heeft gehandeld. De verdachte is weliswaar met twee messen in zijn rugzak naar het Binnenhof gegaan, maar heeft op enig moment zelf besloten zijn plan niet uit te voeren. Daarmee is sprake van vrijwillige terugtred, zodat de verdachte niet strafbaar is.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte geen dreigende of agressieve houding had toen hij in gesprek was met de Marechaussee en dat geen sprake was van een reële dreiging. Het is niet geloofwaardig dat hij tegen de Marechaussee heeft gezegd dat hij daar komt om een aanslag te plegen.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Het bewijs [1]
Op 8 februari 2019, omstreeks 13.15 uur, stond [naam] op het Binnenhof in Den Haag bij de post ‘ingang Eerste Kamer’. Hij zag dat een man op hem af kwam gelopen. De man sprak hem aan en vroeg waar hij zich moest melden in verband met terrorisme. Ook zei de man:
‘Ik kom hier om een aanslag te plegen’. Hierop heeft [naam] de man zijn rugzak laten afdoen en hem aangehouden. Het bleek te gaan om [verdachte] . [2] De verdachte is vervolgens naar het Buitenhof geleid, waar hij werd overgenomen door de politie. [verbalisant] stelde de verdachte enkele vragen, waarop hij antwoordde:
‘Ik word gedwarsboomd door de politiek! Ik kom hier om een aanslag te plegen!’. [3]
Na de aanhouding van de verdachte werd het Binnenhof ontruimd. [4] De politie zag dat de rugzak van de verdachte op korte afstand van de gevel van het gebouw van de Eerste Kamer lag. Direct boven de rugzak waren ramen aanwezig, waarachter meerdere personen stonden. Ook werden medewerkers van de Eerste Kamer en een gedeelte van het ministerie van Algemene Zaken naar een veilige zijde van het gebouw gedirigeerd. [5] Door Tactisch Explosieven Verkenners is de rugzak van de verdachte onderzocht. Daarin zaten twee keukenmessen; één van 32 centimeter lang (met een lemmet van 20 centimeter) en één van 23 centimeter lang (met een lemmet van 11 centimeter). [6]
Uit onderzochte beelden van bewakingscamera’s op en rond het Binnenhof is gebleken dat de verdachte om 13.00 uur vanaf het Plein in Den Haag naar en vervolgens over het Binnenhof liep. In het tijdsbestek van 13.02 uur tot 13.16 uur verliet de verdachte het Binnenhof en liep hij het Buitenhof op, waar hij op een bankje ging zitten. Even later liep de verdachte terug het Binnenhof op en sprak daar een dienstdoende marechaussee aan. [7]
Uit onderzochte reisgegevens blijkt dat de verdachte die dag om 8.14 uur met de trein uit [plaats] is vertrokken en dat hij om 12.09 uur in Den Haag is aangekomen. [8]
De verdachte heeft verklaard dat hij die dag omstreeks 8.15 uur met de trein uit [plaats] is vertrokken om naar Den Haag te gaan. De maandag ervoor
(rechtbank gaat uit van: op 4 februari 2019)had hij besloten om naar Den Haag te gaan om daar een aanslag te plegen. De verdachte heeft verder verklaard dat hij slachtoffer is van misbruik en wanorde. Hij had twee messen en wilde in Den Haag politici neersteken. Hij zou daarmee verder gaan, totdat hij zou worden neergeschoten. Hij wilde wraak en wilde zoveel mogelijk mensen meenemen. [9] Op de vraag waarom de verdachte in Den Haag een aanslag wilde plegen heeft hij verklaard:
‘(…) hier is gewoon dat politieke verhaal. Hier zitten die lui’. Zijn doelwit waren politici in het algemeen, omdat zij de daders zijn. [10]
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij meende dat hij heel zijn leven lang al door apparatuur werd belaagd en dat hij vanwege dat onrecht op 4 februari 2019 het plan heeft opgevat om een zelfmoordaanslag te plegen. In de dagen daarna heeft hij daar nog over getwijfeld, maar op 8 februari 2019 heeft hij twee messen in zijn rugzak gestopt en is hij in de trein gestapt met het plan om het Binnenhof te bestormen met twee messen en daar politici neer te steken, zodat hij zelf zou worden neergeschoten. [11]
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair
De eerste vraag die aan de rechtbank voorligt is of het handelen van de verdachte aan te merken is als poging tot moord, dan wel doodslag, al dan niet begaan met een terroristisch oogmerk.
Voor een strafbare poging is vereist dat het voornemen van de verdachte tot het plegen van het misdrijf zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard en dat de verdachte gedragingen heeft verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Bepalend hierbij is of er gedragingen zijn verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. Hiervoor is van belang dat ieder misdrijf zijn eigen beginhandelingen heeft. Daarom zal per delict moeten worden beoordeeld wat de karakteristieke handelingen zijn die voldoende zijn om tot een strafbare poging te concluderen.
Uit de verklaringen van de verdachte leidt de rechtbank af dat hij het plan had opgevat om op 8 februari 2019 zoveel mogelijk politici te doden en dat hij die dag met dat doel vanuit [plaats] met de trein naar Den Haag is gereisd, met twee messen in zijn rugzak, en daar naar het Binnenhof is gegaan. Hij heeft vervolgens enige tijd met die rugzak rondgelopen over en nabij het Binnenhof, op zoek naar politici.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor het uitvoeren van een voorgenomen levensdelict waarbij wordt beoogd te steken met messen, vereist dat de dader die messen ter hand neemt, zodat hij bij het zien van zijn beoogde slachtoffer meteen kan steken. Het ter hand nemen van de messen merkt de rechtbank dus aan als beginhandelingen van een dergelijk misdrijf. In het onderhavige geval is het zover echter niet gekomen. De verdachte liep over en nabij het Binnenhof met een afgesloten rugzak op zijn rug met daarin de twee messen, terwijl hij op zoek was naar of wachtte op politici. Die gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden beschouwd als gericht op voltooiing van het plegen van het door de verdachte voorgenomen levensdelict, omdat de verdachte niet direct zou kunnen steken met zijn messen als hij een politicus zou zien. Van een begin van uitvoering is dus geen sprake. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Feit 1 subsidiair
Vervolgens ligt de vraag voor of het handelen van de verdachte is aan te merken als het plegen van voorbereidingshandelingen (in de zin van artikel 96 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)) voor het plegen van moord, dan wel doodslag, te begaan met een terroristisch oogmerk.
In artikel 83a Sr wordt onder terroristisch oogmerk verstaan: “
het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen”.
In het kader van de beantwoording van de vraag of een misdrijf is begaan (of in dit geval: of is beoogd een misdrijf te begaan) met een terroristisch oogmerk is niet beslissend welk gevolg door de gedraging wel of niet kan worden verwezenlijkt, maar welk gevolg de dader met zijn gedraging daadwerkelijk beoogde. Hierbij staat voorop dat een terroristisch oogmerk niet hetzelfde is als iemands ideologische of religieuze motief of einddoel. Het gaat namelijk niet om de vraag waarom de daad wordt gepleegd, maar om wat de verdachte met zijn daad concreet wilde bereiken.
Uit de verklaringen van de verdachte leidt de rechtbank af dat hij meende al heel zijn leven door apparatuur te worden belaagd. Hij hield politici daarvoor verantwoordelijk en zag hen als daders. Hij wilde wraak nemen door politici te doden en is met dat doel met twee messen naar het Binnenhof in Den Haag gegaan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het Binnenhof in Den Haag onder meer de Eerste en Tweede Kamer en het ministerie van Algemene Zaken huisvest. De politici die daar werken maken deel uit van de fundamentele politieke structuur van Nederland. In het voornemen van de verdachte om die politici om het leven te brengen teneinde wraak te nemen op de overheid, ligt naar het oordeel van de rechtbank dan ook besloten dat de verdachte de fundamentele politieke structuur van Nederland ernstig wilde ontwrichten. De verdachte moet hebben begrepen dat het uitvoeren van dat voornemen die ernstige ontwrichting als noodzakelijk en dus ook door hem gewild gevolg zou hebben. Dat zijn voorgenomen daden ook (mede) waren ingegeven door andere motieven, namelijk de wens om uiteindelijk zelf om het leven te komen, doet hier niet aan af.
Het door de verdachte voorgenomen misdrijf merkt de rechtbank aan als moord, te begaan met een terroristisch oogmerk. Met het oogmerk om dat misdrijf voor te bereiden en/of te bevorderen heeft hij op 8 februari 2019 twee vleesmessen in een rugzak gedaan, is hij met die rugzak naar Den Haag afgereisd, en heeft hij over het Binnenhof gelopen op zoek naar politici om neer te steken. Aldus is sprake geweest van het zich gelegenheid, middelen of inlichtingen trachten te verschaffen en het voorhanden hebben van voorwerpen waarvan de verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het door hem voorgenomen misdrijf.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
Feit 2
Voor bewezenverklaring van een van de in artikel 285 Sr strafbaar gestelde vormen van bedreiging is steeds vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee wordt gedreigd ook zou worden uitgevoerd, alsmede dat het opzet van de verdachte op het wekken van die vrees was gericht.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte naar het Binnenhof in Den Haag is gegaan met een rugzak met daarin twee vleesmessen en dat hij zich daar heeft gemeld met de woorden
‘Ik kom hier om een aanslag te plegen’. De rechtbank ziet, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen marechaussee [naam] daarover op ambtsbelofte heeft gerelateerd. De rechtbank is van oordeel dat deze woorden, in de gegeven omstandigheden, bij politici die daarvan kennis zouden nemen in redelijkheid de vrees kon doen ontstaan dat de verdachte hen van het leven zou beroven. Ook acht de rechtbank de kans dat politici daarvan zouden kennisnemen, aanmerkelijk. Op en rond het Binnenhof werken immers, naar algemeen bekend is, vele politici. De verdachte heeft dan ook met zijn handelen minstgenomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat politici de bedreiging ter ore zou komen, zodat kan worden bewezen dat verdachte hen opzettelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Niet kan worden bewezen dat de verdachte daarbij, zoals is ten laste gelegd, handelde met een terroristisch oogmerk. Met die enkele bedreiging beoogde de verdachte immers nog niet de ontwrichting van de fundamentele politieke structuur. Mogelijk had de verdachte met die bedreiging wel het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, zoals strafbaar is gesteld in artikel 285, vierde lid, Sr, maar dat is niet ten laste gelegd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van bedreiging in de zin van artikel 285, eerste lid, Sr, zodat ook het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 8 februari 2019 te ’s-Gravenhage, met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van het te plegen misdrijf omschreven in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, te weten moord, te begaan met een terroristisch oogmerk,
- gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich trachtte te verschaffen en
- voorwerpen voorhanden had waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van
hetmisdrijf,
immers is/heeft hij, verdachte,
- twee vleesmessen in een rugzak gedaan en
- vervolgens met die rugzak (met daarin de messen) naar Den Haag afgereisd met het doel om daar aanwezige politici neer te steken en
- vervolgens met die rugzak (met daarin de messen) naar het Binnenhof gelopen en langs en over het Binnenhof heen gelopen met als doel om in de nabijheid van politici te komen en met als doel om deze politici neer te steken;
2.
hij op 8 februari 2019 te
’s-Gravenhage, meerdere politici heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend gezegd: "ik kom hier om een aanslag te plegen", terwijl verdachte twee vleesmessen in zijn rugzak droeg.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsvrouw heeft betoogd dat ten aanzien van het feit 1 sprake is van vrijwillige terugtred. Het door de rechtbank onder 1 subsidiair bewezen verklaarde behelst evenwel geen voorbereiding in de zin van artikel 46 Sr, maar een zelfstandig strafbaar gesteld – voltooid – delict. Vrijwillige terugtred van dat delict is niet mogelijk. Het verweer van de raadsvrouw behoeft daarom geen nadere bespreking.
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte, gelet op het rapport van het Pieter Baan Centrum, ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht en dat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de officier van justitie in haar standpunt te volgen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Door T.W.D.P. van Os (psychiater) en A. Witvliet (GZ-psycholoog), beiden werkzaam bij het NIFP (locatie Pieter Baan Centrum), is een Pro Justitia rapportage opgesteld, gedateerd 12 maart 2020. Zij concluderen dat bij de verdachte sprake is van schizofrenie, met paranoïde en grootheidswanen. Die stoornis was volgens de deskundigen ook aanwezig ten tijde van de bewezen verklaarde feiten. De verdachte is er door de schizofrene stoornis van overtuigd dat hij wordt beïnvloed door apparatuur vanuit de overheid en de waanwereld heeft een alles doordringende doorwerking gehad in de bewezen verklaarde feiten. De verdachte handelde volledig vanuit zijn waangedachten. De deskundigen adviseren om de feiten dan ook niet aan de verdachte toe te rekenen.
De deskundigen concluderen dat de stoornis langdurig behandeld en begeleid moet worden om het recidivegevaar laag te houden. Die behandeling moet worden ingezet op een forensisch psychiatrische afdeling totdat de verdachte psychiatrisch stabiel is en alle leefgebieden op orde zijn. De verdachte heeft geen enkel ziektebesef of ziekte-inzicht. Geadviseerd wordt om een zorgmachtiging af te geven met plaatsing in een (forensisch) psychiatrisch ziekenhuis. Een tbs-maatregel met dwangverpleging achten de deskundigen een te zwaar middel.
De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusies en legt die ten grondslag aan haar oordeel. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten in het geheel niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend wegens de ten tijde van het plegen van die feiten aanwezige ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De verdachte is niet strafbaar en zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De verdere afdoening

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte de noodzakelijke zorg en behandeling moet krijgen, teneinde de kans op recidive te verminderen. Gelet op de inhoud van voornoemde rapportage en het verhandelde ter terechtzitting, acht de rechtbank de kans groot dat de verdachte zonder verplichte zorg en behandeling een terugval krijgt en zich opnieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten.
Een behandeling in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging acht de rechtbank een te zwaar middel, zodat zij niet zal overgaan tot oplegging van die maatregel.
Het verzoekschrift van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van de verdachte is gelijktijdig met de onderhavige strafzaak behandeld. De rechtbank heeft reeds gebruik gemaakt van de in artikel 2.3, eerste lid, aanhef en onder 4, van de Wet forensische zorg gegeven bevoegdheid en op 7 juli 2020, gelijk met de inhoudelijke behandeling van de strafzaak, een zorgmachtiging afgegeven, inhoudende – kort samengevat – dat de verdachte met ingang van 9 juli 2020 wordt opgenomen in [plaats] voor de duur van 6 maanden.
Nu aan de verdachte geen vrijheidsbenemende straf of maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank het reeds met het oog op zijn opname in voormelde kliniek geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

7.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met het oogmerk om moord, te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden of te bevorderen, gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte niet strafbaar;
ontslaat de verdachte van alle rechtsvervolging;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. D.C. Laagland, rechter,
mr. B.W. Mulder, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Kok en mr. J. Biljard, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juli 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DH1R019013, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag Centrum, met bijlagen (doorgenummerde pagina’s 1 t/m 176).
2.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] , p. 11-13.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25-27.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25-27.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 23-24; proces-verbaal van bevindingen, p. 31.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 55-56.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 67-71.
10.Proces-verbaal van bevindingen uitwerking verhoor door schrijftolk, p. 138 en 147.
11.De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 7 juli 2020.