ECLI:NL:RBDHA:2020:6706

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
8597366 EJ VERZ 20-79863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verwerping van een nalatenschap namens minderjarigen woonachtig in Oostenrijk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2020 een beschikking gegeven op een verzoek tot machtiging tot verwerping van een nalatenschap namens minderjarigen die in Oostenrijk wonen. Het verzoek is ingediend door de wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarigen, die de Nederlandse nationaliteit hebben. De zaak is oorspronkelijk op 20 maart 2020 ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, maar is op 17 juni 2020 verwezen naar de Rechtbank Den Haag.

De minderjarigen hebben hun gewone verblijfplaats in een EU-lidstaat, waardoor de Verordening Brussel-II bis van toepassing is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om het verzoek te behandelen, omdat de minderjarigen een nauwe band met Nederland hebben en de bevoegdheid van de Nederlandse rechter door het belang van de minderjarigen wordt gerechtvaardigd.

De kantonrechter heeft ook overwogen dat, volgens het recht van Oostenrijk, toestemming van de rechtbank vereist is om namens de minderjarigen afstand te doen van een nalatenschap. Gezien de omstandigheden en het belang van de minderjarigen heeft de kantonrechter besloten het verzoek toe te wijzen en de gevraagde machtiging te verlenen. De beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
NM
Zaaknr.: 8597366 EJ VERZ 20-79863

Beschikking van de kantonrechter op het verzoek van:

[verzoekers] ,

beiden wonende te [plaats] (Oostenrijk), [adres] ,
hierna te noemen: verzoekers.

Overwegingen

1. Op 20 maart 2020 is op de griffie van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een verzoekschrift met bijlagen ingediend. Bij beschikking van 17 juni 2020 is de zaak in de stand waarin deze zich bevindt verwezen naar deze rechtbank.
2. Het verzoek strekt ertoe verzoekers in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarigen:

[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
[minderjarige 3] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
allen wonende en verblijvende te [plaats] (Oostenrijk), [adres] ,
machtiging te verlenen om namens de minderjarigen de nalatenschap van
[erflater], overleden op [datum] 2019 te [plaats overlijden] (België), te verwerpen.
3. Omdat de minderjarigen hun gewone verblijfplaats niet in Nederland hebben, dient de kantonrechter vast te stellen of hem rechtsmacht toekomt.
4. De minderjarigen hebben hun gewone verblijfplaats in een EU-lidstaat. Daarom is Brussel-II bis (de Verordening van de Raad van Europa van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid) van toepassing. Op grond van het bepaalde in artikel 8 Brussel-II bis is in beginsel de rechter in Oostenrijk bevoegd om op het verzoek te beslissen.
5. Op grond van artikel 12 lid 3 Brussel-II bis is de Nederlandse rechter bevoegd, als de minderjarigen een nauwe band hebben met Nederland èn de bevoegdheid uitdrukkelijk is aanvaard èn de bevoegdheid van de Nederlandse rechter door het belang van de minderjarigen wordt gerechtvaardigd.
6. Verzoekers hebben zich desgevraagd bij e-mail van 6 juli 2020 uitgelaten over de vraag of van de in artikel 12 lid 3 Brussel-II bis bedoelde situatie sprake is. Bij deze e-mail zijn aanvullende stukken gevoegd.
7. Uit de beschikbare informatie blijkt dat de minderjarigen de Nederlandse nationaliteit hebben. Daaruit blijkt dat de minderjarigen een nauwe band met Nederland hebben. Verder hebben verzoekers door het gezamenlijk indienen van het verzoek de bevoegdheid van de Nederlandse rechter op ondubbelzinnige wijze aanvaard. Nu er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel, staat daarmee ook voldoende vast dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter door het belang van de minderjarigen wordt gerechtvaardigd. De kantonrechter acht zich daarom bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
8. Op grond van artikel 17 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 wordt de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid beheerst door het recht van de Staat van de gewone verblijfplaats van de minderjarigen. Dit machtigingsverzoek moet dus worden beoordeeld naar het recht van Oostenrijk.
9. Naar het recht van Oostenrijk (artikel 167 lid 3 van de Allgemeines bürgerliches Gesetzbuch) hebben de ouders ook toestemming van de rechtbank nodig om namens de minderjarigen afstand te doen van een nalatenschap. Toewijzing van het verzoek is in het belang van de minderjarigen. De kantonrechter zal de verzochte machtiging daarom verlenen.

Beslissing

De kantonrechter:
- verleent aan verzoekers machtiging om namens de minderjarigen de nalatenschap van
[erflater], overleden op [datum] 2019 te [plaats overlijden] (België), te verwerpen.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2020.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.