ECLI:NL:RBDHA:2020:6799

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
NL20.10420
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor asielaanvraag onder de Dublinverordening en de rol van Spanje en Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielaanvraag. Eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan, op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Duitsland een verzoek om internationale bescherming ingediend en was vervolgens in Nederland een asielaanvraag gestart. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Duitse autoriteiten Spanje als verantwoordelijke lidstaat hebben aangewezen en dat de termijn voor overdracht van eiser aan Spanje nog niet was verstreken. Eiser voerde aan dat Spanje niet langer verantwoordelijk was, omdat hij in 2017 illegaal Spanje was binnengekomen en daarna naar Algerije was uitgezet. Hij stelde dat hij meer dan drie maanden buiten de EU was geweest, waardoor Spanje niet meer verantwoordelijk kon zijn. De rechtbank oordeelde echter dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag en dat de overdracht aan Spanje nog steeds mogelijk was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door rechter E.I. Terborg-Wijnaldum, in aanwezigheid van griffier M.A.J. van Beek. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.10420

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. Griffioen).

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak (NL20.10421), plaatsgevonden op 7 juli 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft op 16 januari 2019 een verzoek om internationale bescherming in Duitsland ingediend. Op 13 maart 2020 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft op 19 maart 2020 de Duitse autoriteiten verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening. Duitsland heeft dit verzoek op 31 maart 2020 afgewezen omdat Spanje verantwoordelijk is voor het asielverzoek van eiser. De Spaanse autoriteiten hebben het overnameverzoek van Duitsland ook aanvaard op grond van artikel 13, lid 1, van de Dublinverordening. Duitsland heeft aangegeven dat de termijn voor overdracht nog niet is verstreken.
Gelet daarop heeft verweerder de Spaanse autoriteiten verzocht om eiser over te nemen, hetgeen Spanje op 14 april 2020 heeft aanvaard op grond van artikel 18, eerste lid onder a van de Dublinverordening. Spanje heeft daarbij aangegeven dat de overdrachtstermijn nog niet is verstreken.
3. Eiser voert aan dat Spanje niet (langer) verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag, omdat hij in 2017 vanuit Marokko illegaal Spanje is ingereisd en hij na een verblijf van ongeveer twee weken in 2017 door Spanje is uitgezet naar Algerije. Eiser heeft ten bewijze van zijn uitzetting films en bewijsmateriaal ingebracht. Hij stelt dat hij langer dan drie maanden het grondgebied van de Europese Unie heeft verlaten. Eiser heeft ook geen asielverzoek gedaan in Spanje, en er heeft geen Eurodac registratie plaatsgevonden. Inmiddels zijn er meer dan twaalf maanden verstreken na 2017, zodat de verantwoordelijkheid van Spanje is komen te vervallen. In 2018 is eiser via Italië opnieuw het Dublin-gebied ingereisd, en is hij via Frankrijk en Duitsland in Nederland terechtgekomen. Niet Spanje maar Duitsland, waar hij wel een asielverzoek heeft gedaan, is verantwoordelijk voor zijn asielverzoek. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat inmiddels de overdrachtstermijn in Duitsland mogelijk ook is verstreken, waardoor Duitsland, dan wel Nederland, verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
3.1
De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in het betoog van eiser geen aanknopingspunten zijn gelegen voor het oordeel dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Uit rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (zie onder meer het arrest van het Hof van 26 juli 2017 in de zaak Tsegezab Mengesteab tegen Duitsland, C-670/16, ECLI:EU:C:2017:587) volgt dat de Dublinverordening beoogt dat slechts één lidstaat is belast met de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat én dat dit de eerste lidstaat is waar het verzoek om internationale bescherming is gedaan. Een andere uitleg zou onderdanen van een derde land die in een lidstaat een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend ertoe kunnen aanzetten om zich naar andere lidstaten te begeven, wat tot secundaire stromen zou kunnen leiden die de Dublinverordening, met de instelling van uniforme instrumenten en criteria ter bepaling van de verantwoordelijke lidstaat, juist beoogt te voorkomen. Alleen in de lidstaat waar het eerste verzoek is ingediend en de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat heeft plaatsgevonden, kan naar het oordeel van de rechtbank daarom een beroep worden gedaan op de onjuiste toepassing van de verantwoordelijkheidscriteria van hoofdstuk III van de Dublinverordening.
3.2
Niet in geschil is dat eiser in Duitsland voor de eerste maal een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De Duitse autoriteiten hebben vastgesteld dat Spanje de verantwoordelijke lidstaat is. Eiser kon in Duitsland opkomen tegen de toepassing van de verantwoordelijkheidscriteria van hoofdstuk III van de Dublinverordening van Spanje als verantwoordelijke lidstaat. Dat heeft eiser, voor zover bekend, niet gedaan waarop hij is vertrokken. Het voorgaande betekent dat verweerder heeft kunnen volstaan met de verwijzing naar de vaststelling door Duitsland - op grond van de criteria van hoofdstuk III van de Dublinverordening - van Spanje als de verantwoordelijke lidstaat en het claimakkoord tussen deze landen. Verder heeft verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mogen uitgaan van de juistheid van de informatie die de Duitse autoriteiten hem hebben gegeven. In de weigering van het claimverzoek van Nederland naar Duitsland staat dat de termijn voor overdracht aan Spanje nog niet is verstreken. Dit wordt ook door de Spaanse autoriteiten bevestigd op 14 april 2020. De enkele stelling van eiser ter zitting dat de overdrachtstermijn inmiddels mogelijk is overschreden, zodat Duitsland of Nederland verantwoordelijk moeten worden geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, acht de rechtbank onvoldoende om niet langer van het claimakkoord met Spanje uit te gaan. In zowel de reactie van Duitsland als van Spanje wordt aangegeven dat de overdrachtstermijn nog niet is verstreken. Daarbij komt dat de omstandigheid dat Spanje het claimverzoek heeft aanvaard erop wijst dat Duitsland de termijn voor overdracht van eiser heeft verlengd. Verweerder heeft zich daarnaast op het standpunt kunnen stellen dat eiser ook anderszins onvoldoende duidelijk heeft gemaakt dat Spanje niet verantwoordelijk is. Hiertoe wordt overwogen dat de krantenartikelen slecht zichtbaar zijn, niet vertaald en niet gedateerd zijn. Verweerder heeft zich ook op het standpunt kunnen stellen dat de YouTube-filmpjes evenmin verifieerbaar bewijs vormen, omdat ze ongedateerd zijn. Voor zover eiser hierop voorkomt, kan hij hiermee evenmin aantonen dat hij meer dan drie maanden buiten het Dublin-gebied heeft verbleven. De beroepsgrond slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.J. van Beek, griffier.
De uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.