ECLI:NL:RBDHA:2020:6802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
NL20.3407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluitvorming omtrent asielaanvraag en niet tijdig nemen van besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Syrische eiseres, die niet tijdig door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is behandeld. De eiseres had op 7 november 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank had eerder, op 19 december 2019, bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit moest nemen. Echter, de staatssecretaris heeft deze termijn overschreden, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep door de eiseres op 7 februari 2020.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist, ondanks de coronamaatregelen die in maart 2020 van kracht werden. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris al voor de coronacrisis had moeten voldoen aan de eerdere uitspraak en dat de argumenten over de coronamaatregelen niet voldoende waren om de overschrijding van de beslistermijn te rechtvaardigen. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van de eiseres.

Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom opgelegd van € 200,- per dag voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,-. Ook is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de eiseres, vastgesteld op € 262,50. De uitspraak is gedaan door rechter E.P.W. van de Ven, in aanwezigheid van griffier N. Joacim, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.3407

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], geboren op [geboortedatum] , van Syrische nationaliteit, eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.W. Eikelboom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van
eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 19 december 2019 (NL19.27622) van deze rechtbank en zittingsplaats is het door eiseres ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat verweerder binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak.
Op 7 februari 2020 heeft eiseres beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op de aanvraag.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Verweerder heeft op 27 maart 2020 een verweerschrift ingediend. Eiser heeft diezelfde dag op dit verweerschrift gereageerd.
De rechtbank heeft de zaak enige tijd aangehouden omdat besluitvorming niet kon plaatsvinden door omstandigheden die samenhangen met de coronamaatregelen. Na versoepeling van de coronamaatregelen heeft de rechtbank de behandeling van de zaak hervat. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn organisatie aan te passen aan de maatregelen die thans nog gelden.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
3. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4. Nu de rechtbank bij uitspraak van 19 december 2019 verweerder heeft opgedragen binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag te nemen en de uitspraak op diezelfde datum is verzonden, had verweerder uiterlijk op 30 januari 2020 op de aanvraag van eiseres moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
6. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
7. Verweerder heeft zich in zijn brief van 27 maart 2020 op het volgende standpunt gesteld. Met ingang van 16 maart 2020 doet zich een omstandigheid voor die de mogelijkheden van de IND om te beslissen op aanvragen om een verblijfsvergunning asiel (en regulier) in ernstige mate beperken, te weten de maatregelen genomen in het kader van het voorkomen van de verspreiding van het coronavirus. In dit verband wordt verwezen naar de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid, de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 15 maart 2020 1. Teneinde (verdere) verspreiding van het virus tegen te gaan, is besloten om per 16 maart 2020 alle menselijke contacten tot een minimum te beperken. Dat betekent dat er geen identificatie en registratie van asielzoekers zal plaatsvinden en gehoren (zowel asiel als regulier) door de IND niet langer doorgang zullen vinden. Voorts wordt de loketfunctie van de IND beperkt tot spoedzaken. Vorenstaande brengt met zich dat de mogelijkheden van de IND om achterstanden weg te werken aanzienlijk zijn beknot en dat niet kan worden uitgesloten dat deze achterstanden in de komende periode niet zullen afnemen maar juist verder zullen oplopen. Verweerder erkent dat de beslistermijn inmiddels is verstreken. Het is thans niet mogelijk toezeggingen te doen omtrent de termijn waarbinnen in de thans voorliggende zaak kan worden beslist.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder had al ruim voor de Coronacrisis intrad gevolg moeten geven aan de uitspraak van de rechtbank van 19 december 2019. De uitspraak laat geen ruimte aan verweerder om anders dan binnen de in die uitspraak gestelde termijn op de asielaanvragen te beslissen. Verweerder wordt geacht er alles aan te doen de uitspraak van de rechtbank na te leven. De mededeling van verweerder dat het niet mogelijk is toezeggingen te doen omtrent de termijn waarbinnen in de voorliggende zaak kan worden beslist, vindt de rechtbank in het licht van de opdracht in de uitspraak van 19 december 2019 ongepast. Verder heeft verweerder op geen enkele manier aangegeven welke actie verweerder nog moet ondernemen alvorens het besluit te kunnen nemen. De rechtbank draagt verweerder dan ook op om uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag.
9. De rechtbank ziet, nu verweerder geen gevolg heeft gegeven aan eerdergenoemde uitspraak van de rechtbank terwijl de coronacrisis nog niet was uitgebroken aanleiding met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat een hogere dwangsom wordt verbeurd van € 200,- voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
10. Voorts is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 262,50 (1 punt, wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op de aanvraag gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van in totaal € 262,50.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid
N. Joacim, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.