In deze zaak heeft eiser, van Iraanse nationaliteit, op 7 januari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft op 23 juni 2020 beroep ingesteld omdat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig een beslissing op zijn aanvraag had genomen. Verweerder heeft op 30 juni 2020 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de rechtbank het onderzoek kan sluiten indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft ook gekeken naar de bepalingen in de Awb die betrekking hebben op het niet tijdig nemen van een besluit en de voorwaarden waaronder een beroep kan worden ingesteld.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ingebrekestelling van eiser op 9 april 2020 prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn van 12 maanden op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor was niet voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep zoals bepaald in artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, en is bekendgemaakt op 17 juli 2020. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de dag van bekendmaking.