De rechtbank heeft het rapport gelezen van [naam 5] , GZ-psycholoog, van 7 december 2019. In dit rapport leest de rechtbank dat er bij de verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en een disharmonisch intelligentieprofiel.
Het geweten van de verdachte en zijn empathische vermogen zijn onvoldoende ontwikkeld. De verdachte is snel geneigd over de grenzen van anderen heen te gaan.
Het is onduidelijk in hoeverre de verdachte negatief is beïnvloed door de medeverdachten, maar het is hem niet overkomen. Het delict was voorbereid: er werd gezichtsbedekking gebruikt, er werden wapens gebruikt en er werden afspraken gemaakt over de rolverdeling.
De kans op recidive wordt als matig ingeschat.
Behandeling is, aldus de deskundige, noodzakelijk om de kans op recidive te verkleinen en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte.
Het moreel beredeneren dient gestimuleerd te worden, waarbij de verdachte leert om, vooral affectief, afgeremd te worden in het maken van negatieve keuzes. Het is voorts noodzakelijk dat hij direct gecorrigeerd wordt zodra hij inadequaat gedrag laat zien.
De verdachte zal moeten leren om zich te houden aan de maatschappelijk geaccepteerde waarden en normen, hij zal meer zicht moeten geven op zijn belevingswereld en moeten leren andere keuzes te maken waarbij hij rekening houdt met de ander. De behandeling dient vooral te worden gericht op het in gang zetten van de ontwikkeling van de verdachte zelf
en zou kunnen plaatsvinden bij een forensische polikliniek, in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) heeft op 1 april 2020 rapport uitgebracht en de rechtbank over de op te leggen straf geadviseerd. De Raad heeft ernstige zorgen over de ontwikkeling en het functioneren van de verdachte. Er is sprake van een complexe gedragsproblematiek en op alle leefgebieden komen problemen naar voren.
De Raad onderschrijft het door de deskundige geadviseerde behandeling bij een forensische polikliniek, maar deze is gezien de complexe gedragsproblematiek van de verdachte in het strafrechtelijke kader moeilijk realiseerbaar gebleken. De Raad acht de kans op recidive hoog.
Ook gezien het langdurige voorarrest van de verdachte is de Raad van mening dat de huidige behandeling in het civielrechtelijke kader dient te worden ingezet om de bedreigde ontwikkeling van de verdachte ten goede te keren en de kans op recidive te verkleinen.
De jeugdbeschermer heeft dit traject in gang gezet middels de opname in ’t Anker Jeugdzorg Plus in Harreveld.
Vanuit pedagogisch opzicht is de Raad van mening dat een geheel onvoorwaardelijke detentiestraf de meest wenselijke strafrechtelijke reactie is. Hiermee leert de verdachte
dat er consequenties verbonden zijn aan zijn gedrag.