ECLI:NL:RBDHA:2020:6888

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
09-127085-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot overval op avondwinkel met geweld en bedreiging

Op 2 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 mei 2019 samen met anderen heeft geprobeerd een avondwinkel te overvallen. De overval vond plaats rond sluitingstijd, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten gewapend waren met een taser, een mes en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De eigenaar van de winkel en een vriend waren aanwezig en werden bedreigd en mishandeld. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting bekend deel te hebben genomen aan de overval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten samenwerkten en dat er sprake was van medeplegen. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 7 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank heeft uiteindelijk een jeugddetentie van 6 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende onderbouwd was.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Parketnummer 09-127085-19
Datum uitspraak 2 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 [geboorteplaats] ,
thans civielrechtelijk gesloten geplaatst in [plaats] ,
advocaat: mr. P.B. Spaargaren te Den Haag.

1.Het onderzoek op de zitting

Het onderzoek is gehouden op de zitting van 22 augustus 2019, 16 januari 2020, 9 april 2020 en 2 juli 2020 (inhoudelijke behandeling).

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is
- na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting- ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om - geld en/of (andere) waardevolle goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam 1] avondwinkel en/of [naam 2] en/of [naam 3] , weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen avondwinkel [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- avondwinkel [naam 1] rond/na sluitingstijd binnen te gaan/lopen en hierbij
- een stroomstootwapen/taser te richten op [naam 2] en/of [naam 3] en/of
- een stroomstootwapen/taser te gebruiken (waaronder het stroomstootwapen fysiek te
plaatsen op of tegen het lichaam en/of de jas) tegen [naam 2] en/of [naam 3] en/of
- een mes te tonen en/of hiermee te dreigen en/of
- een pistool
, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpte tonen en/of hiermee te
dreigen
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 mei 2019 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld avondwinkel [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (andere) waardevolle goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die avondwinkel [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] toebehoorde
- avondwinkel [naam 1] rond/na sluitingstijd binnen te gaan/lopen en hierbij
- een stroomstootwapen/taser te richten op [naam 2] en/of [naam 3] en/of
- een stroomstootwapen/taser te gebruiken (waaronder het stroomstootwapen fysiek te plaatsen op of tegen het lichaam en/of de jas) tegen [naam 2] en/of [naam 3] en/of
- een mes te tonen en/of hiermee te dreigen en/of
- een pistool
, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerpte tonen en/of hiermee te dreigen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Op 24 mei 2019, net na 21.00 uur, vindt er een overval plaats op avondwinkel [naam 1] aan de [adres] In de winkel waren de eigenaar [naam 2] (verder: aangever) en een vriend van hem [naam 3] ) aanwezig.
Twee mannen lopen de winkel in. Zij hebben hun gezicht bedekt met bivakmutsen. De eerste man, naar later blijkt de [medeverdachte] ), heeft een taser in zijn ene hand en een mes in zijn andere hand. Er is een knetterend geluid te horen. De tweede man, naar later blijkt de [verdachte] , heeft een klein wapen in zijn hand. Dit wordt op aangever gericht. [medeverdachte] loopt naar aangever toe en tasert hem. Aangever probeert vervolgens een stok te pakken, waarna [medeverdachte] hem meerdere keren in zijn zij tasert. Er ontstaat een gevecht waardoor aangever en [medeverdachte] allebei vallen, stellages omvallen en een glasplaat breekt. Aangever ziet een groot keukenmes op de grond liggen, pakt dit van de grond en gaat achter [medeverdachte] aan. [medeverdachte] rent de winkel uit, terwijl [naam 3] ondertussen [verdachte] wegjaagt. [verdachte] vlucht weg en het wapen valt daarbij op de grond. [medeverdachte] wordt vastgehouden door aangever en [naam 3] totdat de politie aankomt en wordt op heterdaad aangehouden.
Een getuige heeft gezien dat er vlak voor de overval drie jongens nabij de avondwinkel stonden waarvan er twee bezig waren met het bedekken van hun gezicht en handschoenen aantrokken. Er werd gesproken over een wapen ofzo. De derde jongen zat op een fiets. De getuige heeft foto’s van de jongens gemaakt.
[medeverdachte] wordt door verbalisanten herkend als één van de jongens die zijn gezicht bedekt. Deandere twee jongens blijken [verdachte] en [naam 4] ) te zijn. [verdachte] en [naam 4] worden daarop buiten heterdaad aangehouden.
[medeverdachte] heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris bekend dat hij samen met [verdachte] heeft geprobeerd de avondwinkel te overvallen, omdat hij geld nodig had. Hij heeft vooraf samen met [verdachte] en [naam 4] over de overval gesproken en hij had een taser bij zich. [verdachte] had een BB-gun bij zich. Beiden hadden hun gezicht bedekt met bivakmutsen. Deze spullen waren afkomstig van [verdachte] . [medeverdachte] heeft de man getaserd, er vond een worsteling plaats en [medeverdachte] ging er vandoor.
[verdachte] heeft uiteindelijk bij de politie en ook ter zitting bekend aan de overval te hebben deelgenomen. [medeverdachte] wist een goede manier om geld te maken. [verdachte] had met [medeverdachte] afgesproken dat hij een tas en handschoenen mee zou brengen. [medeverdachte] liet hem een balletjespistool zien en had ook een taser bij zich. Beiden hebben een bivakmuts opgezet en handschoenen aan gedaan. [medeverdachte] heeft de taken verdeeld. [naam 4] stond aan de overkant. [medeverdachte] zou de eigenaar taseren en [verdachte] zou geld pakken uit de kassa en tabak in de tas doen. Daarna zou [verdachte] achterop de fiets springen bij [naam 4] . Tijdens de worsteling van [medeverdachte] met de eigenaar van de winkel is [verdachte] gevlucht. Het balletjespistool is toen gevallen.
[naam 4] heeft ontkend iets met de overval te maken te hebben gehad. Hij was er wel bij toen [medeverdachte] en [verdachte] zeiden dat ze een overval gingen plegen om geld te maken, maar op het moment dat zij naar de avondwinkel liepen is hij weg gegaan. Hij heeft wel het geluid van een taser gehoord en gezien dat alles in de winkel op de grond viel. Hij stond aan de overkant toen [verdachte] naar buiten vluchtte en zag [verdachte] wegrennen.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. G.K. Schoep, heeft geëist dat de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren. De officier van justitie is van mening dat de verdachte en zijn medeverdachten de intentie hadden geld uit de kassa te pakken, en dat de overval plaatsvond met geweld en bedreiging met geweld. Volgens de officier van justitie was de verdachte degene die een motief had en die ook de wapens heeft geregeld. De verdachte heeft daarbij bewust en nauw samengewerkt met zijn medeverdachten, waardoor sprake is van medeplegen. De overval is mislukt dankzij het kordate optreden van aangever en zijn vriend.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd betreffende de bewezenverklaring, nu de verdachte het feit heeft bekend. De raadsman heeft aangegeven dat de drie verdachten onderling naar elkaar wijzen betreffende hun rol in de voorbereiding van de poging om de avondwinkel te overvallen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging. [1]
Aangezien de verdachte het feit heeft bekend, hij nadien niet anders is gaan verklaren, en er geen vrijspraak is bepleit, kan de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die zij gebruikt.
De rechtbank acht op grond van de volgende bewijsmiddelen bewezen dat de verdachte
het hem primair ten laste gelegde feit heeft begaan
- de verklaring van de verdachte afgelegd op de zitting van 2 juli 2020;
- een proces-verbaal van aangifte van [naam 2] (p.120-123);
- een proces-verbaal van verhoor [medeverdachte]
(p. 26-35 en p. 36-40);
- een proces-verbaal van verhoor [verdachte] (p. 199-206).
Extra bewijsoverweging
De verdachte en [medeverdachte] hebben beide een andere verklaring afgelegd over hun rol in de voorbereiding van de overval op de avondwinkel. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen voldoende dat zij samen met [naam 4] hebben geprobeerd de avondwinkel te overvallen en daarbij nauw en bewust hebben samengewerkt. Naar het oordeel van de rechtbank is er dus sprake van medeplegen. Zij zijn dan ook samen verantwoordelijk voor de poging tot overval op de avondwinkel.

4.De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 24 mei 2019 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om geld en andere waardevolle goederen,
dieaan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde
n,
te weten aan [naam 1] avondwinkel en/of [naam 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam 2] en
[naam 3], gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken,
door
- avondwinkel [naam 1] rond/na sluitingstijd binnen te gaan en hierbij
- een stroomstootwapen te richten op [naam 2] en
- een stroomstootwapen te gebruiken (waaronder het stroomstootwapen fysiek te plaatsen tegen het
lichaam en de jas) tegen [naam 2] en
- een mes te tonen en hiermee te dreigen en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en hiermee te dreigen.
Eventuele taal- en/of schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten zijn strafbaar.
De verdachte is ook strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de verdachte wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een onvoorwaardelijk straf gelijk aan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht, zal worden opgelegd. Het betreft een feit dat op 24 mei 2019 is gepleegd en de verdachte verkeert al 14 maanden in onzekerheid. Gelet op de lange tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten is er ook geen ruimte meer voor een voorwaardelijk strafdeel. Het huidige civielrechtelijke kader verdient voorrang.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging een avondwinkel te overvallen. Van tevoren is de overval besproken en is over de uitvoering nagedacht. De verdachten zijn de avondwinkel, vermomd met een bivakmuts, binnengelopen.
Zij hadden een taser, een pistool en een mes bij zich. Deze waren duidelijk zichtbaar voor de eigenaar van de avondwinkel en ook voor een in de winkel aanwezige vriend van de eigenaar. De eigenaar van de winkel is vervolgens meermalen getaserd en ook zijn de eigenaar en de vriend met de meegenomen wapens bedreigd. Dat het pistool geen echt wapen betrof maar een balletjespistool, konden de slachtoffers niet weten. Daarnaast heeft de medeverdachte in zijn worsteling met de eigenaar een ravage aangericht in de winkel, waarbij diverse goederen vernield en beschadigd zijn geraakt.
Het spreekt voor zich dat een overval die op deze brute manier wordt uitgevoerd, een bijzonder nare en angstige ervaring moet zijn geweest voor de slachtoffers, waar zij nog gedurende langere tijd last van kunnen hebben. Hierbij wordt opgemerkt dat de eigenaar diverse beveiligingsmaatregelen had getroffen, waaronder het plaatsen van camera’s, omdat hij al drie keer eerder dat jaar was overvallen. De avondwinkel lijkt hierdoor gezien te zijn als een gemakkelijk doelwit voor verdachten. Daarbij hebben de verdachten geen oog gehad voor de angst, schade en het ongemak waarmee de eigenaar elke keer wordt geconfronteerd.
Dit soort overvallen kunnen ook andere mensen een onveilig gevoel geven, bijvoorbeeld mensen die in de buurt van de avondwinkel wonen of er regelmatig iets kopen en mensen die van de overval gehoord hebben. De verdachten hebben hier niet bij stil gestaan.
Zij dachten alleen aan geld. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie (het strafblad) van de verdachte is duidelijk geworden dat hij nog niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft het rapport gelezen van [naam 5] , GZ-psycholoog, van 7 december 2019. In dit rapport leest de rechtbank dat er bij de verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en een disharmonisch intelligentieprofiel.
Het geweten van de verdachte en zijn empathische vermogen zijn onvoldoende ontwikkeld. De verdachte is snel geneigd over de grenzen van anderen heen te gaan.
Het is onduidelijk in hoeverre de verdachte negatief is beïnvloed door de medeverdachten, maar het is hem niet overkomen. Het delict was voorbereid: er werd gezichtsbedekking gebruikt, er werden wapens gebruikt en er werden afspraken gemaakt over de rolverdeling.
De kans op recidive wordt als matig ingeschat.
Behandeling is, aldus de deskundige, noodzakelijk om de kans op recidive te verkleinen en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte.
Het moreel beredeneren dient gestimuleerd te worden, waarbij de verdachte leert om, vooral affectief, afgeremd te worden in het maken van negatieve keuzes. Het is voorts noodzakelijk dat hij direct gecorrigeerd wordt zodra hij inadequaat gedrag laat zien.
De verdachte zal moeten leren om zich te houden aan de maatschappelijk geaccepteerde waarden en normen, hij zal meer zicht moeten geven op zijn belevingswereld en moeten leren andere keuzes te maken waarbij hij rekening houdt met de ander. De behandeling dient vooral te worden gericht op het in gang zetten van de ontwikkeling van de verdachte zelf
en zou kunnen plaatsvinden bij een forensische polikliniek, in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
De Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) heeft op 1 april 2020 rapport uitgebracht en de rechtbank over de op te leggen straf geadviseerd. De Raad heeft ernstige zorgen over de ontwikkeling en het functioneren van de verdachte. Er is sprake van een complexe gedragsproblematiek en op alle leefgebieden komen problemen naar voren.
De Raad onderschrijft het door de deskundige geadviseerde behandeling bij een forensische polikliniek, maar deze is gezien de complexe gedragsproblematiek van de verdachte in het strafrechtelijke kader moeilijk realiseerbaar gebleken. De Raad acht de kans op recidive hoog.
Ook gezien het langdurige voorarrest van de verdachte is de Raad van mening dat de huidige behandeling in het civielrechtelijke kader dient te worden ingezet om de bedreigde ontwikkeling van de verdachte ten goede te keren en de kans op recidive te verkleinen.
De jeugdbeschermer heeft dit traject in gang gezet middels de opname in ’t Anker Jeugdzorg Plus in Harreveld.
Vanuit pedagogisch opzicht is de Raad van mening dat een geheel onvoorwaardelijke detentiestraf de meest wenselijke strafrechtelijke reactie is. Hiermee leert de verdachte
dat er consequenties verbonden zijn aan zijn gedrag.
Tijdens de behandeling ter zitting is van de zijde van de Raad voornoemd advies gehandhaafd.
Van de zijde van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden is meegedeeld dat de verdachte binnen Harreveld goed functioneert en goed gedrag laat zien. Er zal een traject worden ingezet om te werken aan zijn zelfstandigheid en hoe hij zich buiten de instelling moet gedragen.
6.3.3
De straf / maatregel
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat tot uitgangspunt genomen de informatie over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die uit de rapporten en ter zitting naar voren is gekomen, alsook de straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd, zoals neergelegd in de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
De rechtbank acht jeugddetentie aangewezen, vanwege de ernst van het bewezen verklaarde feit. Als oriëntatiepunt geldt voor een overval op een winkel een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 4 maanden. Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank in het geval van de verdachte mee dat er sprake was van meerdere daders en dat er sprake was van fysiek geweld en bedreiging met wapens.
De rechtbank zal de verdachte een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden opleggen.
De tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten gaat van de duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie af. Reeds gelet op de duur van het voorarrest, is voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel geen ruimte meer.

7.De vordering van de benadeelde partij

[naam 2]heeft een vordering ingediend voor het bedrag van
€ 2.525,00aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu de vordering van de geleden materiële schade niet is onderbouwd.
7.2
Het standpunt van de raadsman
Ook de raadsman heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, nu deze niet is onderbouwd.
De raadsman heeft aangegeven dat hij het aannemelijk acht dat de benadeelde partij schade heeft geleden, maar dat dit zonder nadere onderbouwing niet kan worden vastgesteld.
Schatting van de geleden schade is op deze manier ook lastig. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank acht het op basis van de dossierstukken weliswaar aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden, maar de hoogte hiervan kan zonder nadere onderbouwing niet worden vastgesteld. Voor een schatting van de geleden schade heeft de rechtbank onvoldoende informatie voorhanden.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
45, 77a, 77g, 77i en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toegepast zoals zij golden op het moment van het plegen van het strafbare feit.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding primair ten laste gelegde heeft gepleegd. Dat is volgens de wet:
POGING TOT DIEFSTAL, VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 6 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht hier vanaf getrokken moet worden, tenzij dat al bij een andere straf is gedaan;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenisvan de verdachte;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 2] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden zijn begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B. Martinez-Hammer, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
en mr. R.J. Wortelboer, kinderrechter-plv.,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 2 juli 2020.
Mr. Wortelboer kan dit vonnis niet ondertekenen.

Voetnoten

1.De hierna genoemde pagina’s zijn te vinden in het dossier van de politie Eenheid Den Haag met het nummer PL1500-2019140413, doorgenummerd als pagina 1 tot en met 213.