ECLI:NL:RBDHA:2020:6894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
NL19.28253
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraakse vrouw met buitenechtelijk kind en relatie met Koerdische man

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was eerder door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de staatssecretaris van mening was dat de vrouw geen gevaar liep bij terugkeer naar Irak. De vrouw had een relatie met een Koerdische man, met wie zij een buitenechtelijk kind had, en vreesde voor eerwraak van haar familie vanwege deze relatie. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de vrouw geen gevaar zou lopen bij terugkeer naar Irak, gezien de culturele context en de risico's die zij liep als alleenstaande vrouw met een buitenechtelijk kind. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vrouw, die op € 1.050,- werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.28253

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.J. Portegies),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Nijnatten).

ProcesverloopBij besluit van 28 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw Z. Hamawandi.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres verzocht de zaak aan te houden, omdat op vrijdag 22 mei 2020 een DNA-onderzoek is afgenomen ter onderbouwing van haar asielrelaas dat [vader] ( [voornaam vader] ) de biologische vader van [dochter] (dochter van eiseres) is. De uitkomst van het DNA-onderzoek werd binnen vier werkdagen verwacht. Zij overlegde hiertoe op zitting een document omtrent een DNA-onderzoek. Bij proces-verbaal van 26 mei 2020 is het aanhoudingsverzoek toegewezen. Bij digitaal bericht van 8 juni 2020 heeft de gemachtigde van eiseres de uitkomst van het DNA onderzoek aan de rechtbank bericht. Hierop heeft verweerder gereageerd bij digitaal bericht van 22 juni 2020. Vervolgens hebben partijen de rechtbank schriftelijk toestemming gegeven de zaak zonder een nadere zitting af te doen. Het onderzoek is op 2 juli 2020 gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij islamitisch en van Arabische afkomst is. Zij verklaart weduwe te zijn en een relatie met [voornaam vader] te hebben. Hij is van Koerdische afkomst. Vanwege zijn Koerdische afkomst is het haar niet toegestaan om een relatie met hem te hebben. Eiseres stelt dat de relatie tussen haar en [voornaam vader] is ontstaan in het ziekenhuis in Bagdad in oktober 2017. Eiseres haar zus lag in het ziekenhuis en eiseres hielp haar in die periode. De moeder van [voornaam vader] lag ook in datzelfde ziekenhuis op dezelfde kamer als de zus van eiseres. Eiseres verklaart dat zij ongeveer tien dagen in het ziekenhuis zijn gebleven en [voornaam vader] in die periode beter heeft leren kennen. Eiseres stelt dat zij verliefd op elkaar zijn geworden en gemeenschap hebben gehad. Ze waren van plan met elkaar te trouwen. Eiseres stelt dat zij er in februari 2018 achter kwam dat zij zwanger was van [voornaam vader] . Haar (schoon)familie is hierachter gekomen en wil haar doden om de eer van de familie te herstellen. Daarom is eiseres gevlucht.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
• Identiteit/nationaliteit/herkomst;
• relatie [vader] .
Eiseres haar gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst worden door verweerder geloofwaardig geacht. Tevens wordt geloofwaardig geacht dat eiseres in Nederland is bevallen van een dochter genaamd [dochter] en dat deze dochter is erkend door [voornaam vader] . In het verweerschrift van 22 juni 2020 merkt verweerder op dat uit de uitslag van de DNA test volgt dat [voornaam vader] de biologische vader van [dochter] is en dat gelet hierop niet langer wordt tegengeworpen dat het ongeloofwaardig is dat eiseres als ongehuwde vrouw gemeenschap heeft gehad met [voornaam vader] en dat eiseres als gevolg hiervan zwanger is geraakt. Verweerder heeft zich in het verweerschrift van 25 maart 2020 op het standpunt gesteld dat ook als verweerder er vanuit moet gaan dat [voornaam vader] de biologische vader is dan wel dat [voornaam vader] en eiseres een relatie hebben, dat niet leidt tot de conclusie dat daarmee de gestelde eerwraakdreiging aannemelijk is gemaakt.
4. Eiseres voert aan dat haar relatie met [voornaam vader] nog steeds voortduurt. De erkenning van [dochter] door [voornaam vader] heeft tot gevolg gehad dat [dochter] zijn achternaam draagt en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Eiseres heeft inmiddels op grond van artikel 8 van het Europees verdrag van de Rechten van de Mens een verblijfsvergunning gekregen. Zij vormen nu een gelukkig gezin. Daarom is volgens eiseres de grondslag van de weigering van de asielaanvraag komen te ontvallen.
Eiseres loopt wel degelijk gevaar bij terugkeer naar Irak. Onterecht wordt door verweerder aangegeven dat eiseres zich gemakkelijk weer aan kan sluiten bij haar familie in Irak. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wordt geloofd dat eiseres heeft ingestemd om gemeenschap te hebben met [voornaam vader] , omdat dit te gevaarlijk zou zijn. Eiseres stelt dat zij wel het risico heeft genomen om gemeenschap te hebben met [voornaam vader] , omdat zij verliefd was. Door verweerder kan daarom niet worden gesteld dat zij veilig kan terugkeren. Eiseres heeft immers gemeenschap gehad, is zwanger geworden en heeft een buitenechtelijk kind gebaard. Hierdoor stelt eiseres gevaar te lopen. Ter zitting heeft zij zich nog op het standpunt gesteld dat zij gevaar loopt als zij als alleenstaande vrouw met een buitenechtelijk kind moet terugkeren naar Irak.
5. Verweerder heeft zich in het verweerschrift van 25 maart 2020 op het standpunt gesteld dat ook als verweerder er vanuit moet gaan dat [voornaam vader] de biologische vader is dan wel dat [voornaam vader] en eiseres een relatie hebben, dat niet leidt tot de conclusie dat daarmee de gestelde eerwraakdreiging aannemelijk is gemaakt. Verweerder wijst er in dit verband op dat, gelet op de gestelde eerwraakdreiging, niet valt in te zien dat eiseres haar schoonzus heeft meegenomen naar haar gynaecologisch onderzoek en haar schoonzus daarbij aanwezig heeft laten zijn, waardoor haar schoonfamilie direct op de hoogte was of kon zijn van eiseres’ zwangerschap. Verweerder heeft daar in het voornemen reeds op gewezen, maar een overtuigende verklaring daarvoor is door eiseres niet gegeven. Datzelfde geldt voor het feit dat eiseres naar haar zuster in Bagdad gevlucht zou zijn - en dat die zuster bereid zou zijn eiseres te helpen - nu deze zuster gehuwd was met een neef van eiseres. Niet valt in te zien dat eiseres, als er inderdaad vrees voor eerwraak was, juist haar toevlucht zou zoeken bij een mannelijk familielid van wie de (gestelde) eerwraakdreiging juist zou uitgaan. Ook hiervoor is door eiseres geen overtuigende verklaring gegeven, hoewel verweerder dit punt reeds in het voornemen van 26 september 2019 naar voren heeft gebracht. Verweerder meent evenwel dat beide argumenten om een nadere uitleg vragen nu daaruit niet zonder meer valt af te leiden dat de (schoon)familie van eiseres, zoals zij stelt, tegen de relatie dan wel de zwangerschap van eiseres was, aldus verweerder.
Los daarvan merkt verweerder op dat eiseres tot op heden haar stellingen dat zij te vrezen heeft voor eerwraak niet heeft onderbouwd. Verweerder wijst er in dit verband op dat de bewijslast op eiseres rust. Verweerder wijst er voorts op dat uit het algemeen ambtsbericht inzake Irak van 20 december 2019 kan worden opgemaakt dat een eerwraak kwestie ook kan worden opgelost middels een huwelijk. Gesteld noch gebleken is evenwel dat door eiseres onderzocht is of op die manier de (gestelde) eerwraak kwestie opgelost zou kunnen worden. Eiseres heeft in dat verband enkel volstaan met de stelling dat een huwelijk met [voornaam vader] onbespreekbaar was, omdat [voornaam vader] Koerd is, maar ook die stelling is niet onderbouwd met bijvoorbeeld landeninformatie waaruit blijkt dat dergelijke huwelijken in Irak ongewenst of zelfs verboden zijn.
6. Over de stelling van eiseres dat zij als alleenstaande vrouw moet worden aangemerkt, overweegt de rechtbank als volgt.
6.1
In paragraaf C7/13.4.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat vermeld, voor zover hier van belang, dat bij de beoordeling of een vrouw in Irak (met uitzondering van de KAR) als alleenstaand wordt gezien en op die grond bescherming behoeft, in ieder geval wordt meegewogen dat:
1. zij geen echtgenoot heeft – of geen persoon met wie zij een duurzame relatie heeft – in Irak met wie zij kan gaan samenleven;
2. de gezinsband met haar ouderlijk gezin is verbroken en zij aannemelijk heeft gemaakt dat deze niet kan worden hersteld;
3. er geen familielid of sociaal netwerk is waar de vrouw, gelet op haar individuele omstandigheden, voor opvang en bescherming op terug kan vallen.
De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw aan een alleenstaande vrouw als op grond van haar individuele asielrelaas aannemelijk is dat zij geen bescherming op grond van haar alleenstaande status nodig heeft. Hierbij wordt onder andere meegewogen of en hoe zij zich in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in het land van herkomst.
6.2
De rechtbank overweegt als volgt. Voormelde toets ontbreekt in het bestreden besluit en het verweerschrift. Reeds daarom is sprake van een motiveringsgebrek. Daarbij acht de rechtbank van belang dat niet meer in geschil is dat er sprake is van een buitenechtelijk kind waarvan is komen vast te staan dat [voornaam vader] de biologische vader is. Ook is komen vast te staan dat eiseres haar gestelde relatie met [voornaam vader] aannemelijk heeft gemaakt. In dit verband verwijst de rechtbank naar pagina 58 van het algemeen ambtsbericht van 20 december 2019 inzake Irak waarin staat vermeld dat weduwen of gescheiden vrouwen in principe door hun (schoon)familie worden opgenomen. Op pagina 59 staat vermeld dat verstoting van vrouwen geen wijdverbreid fenomeen is, maar dat het kan voorkomen. Ook zijn er kleine aantallen vrouwen die er zelf voor kiezen om weg te lopen met de man van hun keuze. Afhankelijk van de familie en de stam van de vrouw kan dit in het uiterste geval – ook jaren later nog – leiden tot eerwraak. In het licht van voormeld ambtsbericht heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank eveneens onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres bij terugkeer geen gevaar loopt vanwege haar relatie met [voornaam vader] en het buitenechtelijk kind dat daaruit is geboren.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Belhaj, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.