ECLI:NL:RBDHA:2020:6900
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na gegrondverklaring beroep
In de zaak tussen verzoekster, met V-nummer [V-nummer], en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2020 uitspraak gedaan. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 9 maart 2020 was afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 15 juni 2020, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. T. Neijzen, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A.S.R. Mangroelal. Tijdens de zitting was ook een tolk, K. Soltani, aanwezig.
De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak in de procedure met zaaknummer NL20.6256 het beroep van verzoekster gegrond verklaard. Hierdoor werd niet langer voldaan aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit al waren opgeschort door het indienen van het beroepschrift. De rechtbank besloot ook om geen proceskosten aan de staatssecretaris op te leggen, aangezien het verzoek om een voorlopige voorziening niet nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, in aanwezigheid van griffier mr. E. Frieling. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.