Op 23 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een eiser van Turkse nationaliteit, vertegenwoordigd door mr. B. Aydin. Eiser heeft beroep ingesteld tegen een beslissing van verweerder van 8 april 2020. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser heeft in het beroepschrift geen gronden vermeld en verzuimd een afschrift van het volledige besluit over te leggen. De rechtbank heeft eiser op 15 mei 2020 verzocht om deze verzuimen binnen vier weken te herstellen. Echter, eiser heeft binnen de gestelde termijn de verzuimen niet hersteld en geen reden gegeven voor dit verzuim. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij deze rechtbank.