ECLI:NL:RBDHA:2020:7035
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op kinderbijslag en onderhoudsbijdrage onder de Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van kinderbijslag aan eiser, die niet aan zijn onderhoudsbijdrage had voldaan voor zijn zoon, geboren in Marokko. Eiser had kinderbijslag aangevraagd voor zijn zoon en ontving aanvankelijk een toekenning met ingang van het eerste kwartaal van 2019. Echter, bij een later besluit werd deze toekenning herroepen en werd eiser slechts kinderbijslag voor het tweede kwartaal van 2018 toegekend, omdat hij niet had voldaan aan de onderhoudsbijdrage van € 422,- per kwartaal voor de jaren 2018. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat hij aan zijn onderhoudsplicht had voldaan. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene Kinderbijslagwet en het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat de hoogte van de kinderbijslag over het tweede kwartaal van 2018 terecht was vastgesteld op 70% van het maximale bedrag, conform de geldende regelgeving.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank om de kinderbijslag te verlagen en de onderhoudsbijdrage niet te honoreren, werd bevestigd. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.