In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.A. Ubbergen, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door E. Krijnen, omdat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 24 oktober 2019 verweerder in gebreke heeft gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder in gebreke is gebleven en dat eiseres recht heeft op een dwangsom van € 1.442,-, die is vastgesteld op basis van de artikelen 4:17 en 8:55c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft besloten dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 262,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. Buys, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. De uitspraak is bekendgemaakt op 19 juni 2020.