ECLI:NL:RBDHA:2020:7150
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met een verstandelijke beperking en autismespectrumstoornis
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor gedwongen opname en verblijf van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 15 juli 2020. De cliënt, geboren in 1990, heeft een verstandelijke beperking en een autismespectrumstoornis, en er is in het verleden sprake geweest van stoornissen in het gebruik van cannabis, amfetaminen en alcohol. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek op 23 juli 2020 gehouden, waarbij verschillende betrokkenen, waaronder de cliënt, zijn advocaat, een psychiater, een sociaal psychiatrisch verpleegkundige en de mentor van de cliënt, zijn gehoord.
De cliënt heeft aangegeven dat hij geen rechterlijke machtiging wil, omdat hij op eigen benen wil staan en meent dat er geen gevaar is. De mentor en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige hebben echter zorgen geuit over de veiligheid van de cliënt en de mogelijkheid van agressief gedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzochte machtiging alleen kan worden verleend indien ernstig nadeel niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een geregistreerde zorgaccommodatie kan worden afgewend. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden logeerplek bij de familie van de cliënt voldoende structuur en ondersteuning kan bieden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten het verzoek tot verlening van de rechterlijke machtiging af te wijzen, omdat aan de strenge vereisten voor gedwongen zorgopname niet is voldaan. De rechtbank heeft de cliënt de kans gegeven om op eigen benen te staan, met de mogelijkheid van ambulante psychiatrische hulp indien nodig. De beschikking is vastgesteld op 29 juli 2020, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.