ECLI:NL:RBDHA:2020:718
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Luxemburg in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, zijn asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Luxemburg verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 16 januari 2020 is eiser niet verschenen, maar de verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Luxemburg voor de asielaanvraag van eiser. De kern van het geschil lag in de vraag of de overdracht aan Luxemburg een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheid van eiser met zich meebracht, gezien zijn medische situatie. Eiser had gesteld dat hij medische klachten had en dat hij in Luxemburg behandeld was, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de overdracht aan Luxemburg schadelijk zou zijn voor zijn gezondheid.
De rechtbank concludeerde dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat eiser in Luxemburg toegang zou krijgen tot de benodigde medische zorg. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.