ECLI:NL:RBDHA:2020:718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
NL19.30846
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Luxemburg in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling, zijn asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Luxemburg verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 16 januari 2020 is eiser niet verschenen, maar de verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Luxemburg voor de asielaanvraag van eiser. De kern van het geschil lag in de vraag of de overdracht aan Luxemburg een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheid van eiser met zich meebracht, gezien zijn medische situatie. Eiser had gesteld dat hij medische klachten had en dat hij in Luxemburg behandeld was, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de overdracht aan Luxemburg schadelijk zou zijn voor zijn gezondheid.

De rechtbank concludeerde dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht aannemen dat eiser in Luxemburg toegang zou krijgen tot de benodigde medische zorg. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.30846
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Luxemburg verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.30847, plaatsgevonden op 16 januari 2020. Eiser is, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Tussen partijen is niet in geschil dat Luxemburg op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening [1] verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
2. In geschil is of eiser heeft aangetoond of overdracht aan Luxemburg vanwege zijn medische situatie een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand zal inhouden.
3. Eiser heeft niet met stukken aannemelijk gemaakt dat een overdracht aan Luxemburg een reëel en bewezen risico inhoudt op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van zijn gezondheidstoestand [2] . Tijdens het aanmeldgehoor Dublin [3] heeft eiser verklaard dat de aderen in zijn benen zijn bekneld, dat hij hierdoor krampen en pijn heeft en dat hij hiervoor in Luxemburg is behandeld. Eiser is naar Nederland gekomen omdat hij behandeling wenst voor zijn medische klachten. Er is echter niet gebleken dat eiser in Nederland onder medische behandeling staat. Verder mag verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat eiser in Luxemburg opnieuw toegang zal krijgen tot de voor hem benodigde medische zorg. Ook geldt als uitgangspunt dat Luxemburg dezelfde medische zorg heeft als Nederland en daarom in staat moet worden geacht eventuele medische problemen goed te kunnen behandelen. Er is daarom geen grond voor het oordeel dat met de overdracht van eiser aan de Luxemburgse autoriteiten een situatie zal ontstaan die strijdig is met het EVRM [4] of het Handvest [5] .
4. Het ligt op de weg van eiser zelf om zijn medische toestand aannemelijk te maken.
Dat is niet gebeurd. Er was daarom geen aanleiding om nader onderzoek door Bureau Medische advisering te laten verrichten.
5. Verweerder heeft in wat eiser heeft aangevoerd over zijn medische situatie geen aanleiding hoeven zien om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om de behandeling van het asielverzoek aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Dit betekent dat verweerder eiser mag overdragen aan Luxemburg.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier, op 16 januari 2020.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.Het arrest van Het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 16 februari 2017 in de zaak C.K. tegen Slovenië (ECLI:EU:C:2017:127)
3.Pagina 6
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.