ECLI:NL:RBDHA:2020:7198
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het kader van de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Egyptische staatsburger, was opgelegd op 21 februari 2020. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 15 juni 2020, en dat sindsdien de rechtmatigheid opnieuw beoordeeld moest worden.
Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde in het LP-traject, aangezien er geen voortgang was in de afgifte van een laissez-passer door de Egyptische autoriteiten. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder het resultaat van de lopende LP-aanvraag mocht afwachten, omdat de Egyptische autoriteiten niet hadden aangegeven geen LP te kunnen verstrekken. De rechtbank concludeerde dat de lange duur van het onderzoek op zichzelf niet doorslaggevend was en dat eiser geen actie had ondernomen om zijn identiteit aan te tonen na het gesprek met de autoriteiten.
De rechtbank oordeelde verder dat er geen zicht op uitzetting ontbrak, aangezien de Egyptische autoriteiten niet op voorhand hadden aangegeven geen LP te kunnen verstrekken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.