Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Procedure
2.Feiten
3.Vordering
4.Verweer
5.Beoordeling
€ 47,70 zal dan ook worden toegewezen.
Rechtbank Den Haag
In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, die een parkeeraccommodatie exploiteert, en een gedaagde, die zonder geldig parkeerbewijs de parkeeraccommodatie heeft verlaten. De eiser vorderde een hoofdsom van € 318,00, bestaande uit het tarief voor een verloren kaartje, aanvullende schadevergoeding, buitengerechtelijke kosten en rente. De gedaagde heeft de hoofdsom erkend, maar betwistte de overige kosten en voerde aan dat hij geen post van de eiser had ontvangen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op 7 november 2019 zonder betaling de parkeeraccommodatie heeft verlaten door middel van 'treintje rijden'. De eiser heeft de gedaagde op de hoogte gesteld van de geldende tarieven en voorwaarden, die duidelijk op het informatiebord bij de parkeeraccommodatie waren vermeld. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde het tarief voor een verloren kaartje en de aanvullende schadevergoeding verschuldigd was, evenals de buitengerechtelijke incassokosten, omdat de eiser aan de wettelijke eisen voor aanmaningen had voldaan.
De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 365,70, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.