ECLI:NL:RBDHA:2020:7461
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M.P. Glerum
- A.M. Zwijnenberg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-regeling
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 8 april 2020, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat zij voornemens was de zaak buiten zitting af te doen. Geen van de partijen heeft aangegeven dat een zitting noodzakelijk was, waardoor de rechtbank op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL20.8543), was een voorlopige voorziening niet meer mogelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg, en is bekendgemaakt op 9 juli 2020.