ECLI:NL:RBDHA:2020:7462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.8543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een asielzoeker met een V-nummer, had op 8 april 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarin is bepaald dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland had een verzoek om terugname gedaan aan Frankrijk, dat dit verzoek heeft aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat Frankrijk niet voldoet aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de opvang in Frankrijk niet voldoet aan de Opvangrichtlijn. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft aangetoond dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen niet zal nakomen.

De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Frankrijk geen opvang zal krijgen of dat hij in strijd met de Europese richtlijnen in vreemdelingenbewaring zal worden gesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser kennelijk ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag door de Staatssecretaris als voldoende gemotiveerd en zorgvuldig beoordeeld. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier, en is bekendgemaakt op 9 juli 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.8543
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Boerci).

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen geïnformeerd over haar voornemen om de zaak buiten zitting af te doen. Geen van de partijen heeft aangegeven dat zij een zitting noodzakelijk vinden. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
Eiser voert aan dat ten aanzien van Frankrijk niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De opvang in Frankrijk voldoet niet aan de Opvangrichtlijn. Overdracht van eiser aan Frankrijk zou daarom in strijd zijn met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM). Eiser verwijst in dit verband naar een rapport van AIDA, van 20 maart 2019. Daarin staat dat slechts 44 procent van de geregistreerde asielzoekers opvang ontving. Ook volgt uit het rapport dat Medicins Sans Frontieres aangeeft dat een kamp ten noorden van Parijs waarin 2.000 mensen in provisorische tenten verbleven is ontruimd. Er is een gebrek aan blijvende oplossingen, ook is er aanhoudend geweld tegen migranten in Parijs. Het beleid in Frankrijk maakt het volgens eiser onmogelijk om asiel aan te vragen onder goede omstandigheden en het beperkt de toegang tot voeding, gezondheidszorg en informatie over de rechten van asielzoekers. Eiser verwijst verder naar een brief van het Landelijk Bureau van Vluchtelingenwerk Nederland van 26 maart 2020, waarin staat dat asielzoekers op grond van het PUMA (Universal Medical Protection) recht hebben op gezondheidszorg, maar in de praktijk blijft de toegang moeilijk omdat veel professionals weigeren niet- Franstalige patiënten te ontvangen. Uit de brief volgt verder dat de voorwaarden voor het ontvangen van (rechts)hulp voor Dublinterugkeerders gecompliceerd zijn en afhankelijk is van het soort opvangvoorzieningen dat wordt geboden. Omdat eiser geen recht heeft op opvang, heeft hij evenmin recht op rechtsbijstand. Eiser moest in Frankrijk ook zelf de kosten van rechtsbijstand betalen. Het recht op rechtsbijstand is vastgelegd in artikel 20, eerste lid, van de Procedurerichtlijn. Frankrijk respecteert dus het recht op een eerlijk proces niet, zoals volgt uit artikel 6 van het EVRM. Eiser voert verder aan dat hij zowel mondeling als schriftelijk heeft geklaagd bij de Franse autoriteiten, maar dat hij hier geen antwoord op kreeg. Hij heeft op 21 juni 2019 een schriftelijke klacht ingediend bij OFII Immeuble Ordinal, maar kreeg geen reactie. Voor het indienen van een klacht bij een hogere instantie is kennis van de Franse taal en het Franse rechtssysteem vereist. Eiser beschikt hier niet over en kreeg ook geen rechtsbijstand. Eiser is daarom doorgereisd naar Nederland. Hij kreeg in Frankrijk geen behoorlijke opvang en moest grotendeels op straat leven en voelde zich niet veilig. Eiser verwacht bovendien dat hij bij terugkeer naar Frankrijk in vreemdelingenbewaring zal worden gesteld, waarbij de Europese richtlijnen niet correct zullen worden nageleefd. Eiser voert verder aan dat hij heeft verklaard afkomstig te zijn uit Ethiopië en als hij wordt overgedragen aan de Franse autoriteiten er indirect refoulement dreigt. Eiser doet tot slot een beroep op het arrest Jawo van het Hof van Justitie van de Europese Unie, van 19 maart 2019.1 Eiser zal bij terugkeer niet in staat zijn te voorzien in zijn meest elementaire behoeften. Hij zal op straat belanden, terwijl hij ziek is, hij zal geen medische hulp en slechts beperkt voedsel krijgen.
3. De rechtbank overweegt als volgt. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd.
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met de verwijzing naar het AIDA- rapport van 20 maart 2019 en de brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 26 maart 2020 niet aannemelijk gemaakt dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen niet na zal komen en dat in Frankrijk sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. De rechtbank overweegt verder dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij in Frankrijk geen opvang heeft gekregen. Als al van deze stelling moet worden uitgegaan, dan heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij hiervoor hulp heeft gevraagd bij de (hogere) Franse autoriteiten. Dat eiser geen Frans spreekt, doet niet af aan de omstandigheid dat van hem redelijkerwijs mag worden verwacht dat hij zich inspant om zich te beklagen bij de Franse autoriteiten. Niet gebleken is dat voor eiser hiertoe geen
1. ECLI:EU:C:2019:218
mogelijkheid bestaat dan wel dat de Franse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen. Verder overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij na overdracht aan Frankrijk geen opvang zal krijgen of dat hij in strijd met de Europese richtlijnen in vreemdelingenbewaring zal worden gesteld. De enkele omstandigheid dat eerst in een (rechterlijke) procedure wordt bepaald of aanspraak kan worden gemaakt op kosteloze rechtsbijstand, maakt bovendien niet dat niet kan worden gesproken van een effectief rechtsmiddel. Verder overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij in Frankrijk geen rechtsbijstand heeft kunnen krijgen. Dat het recht op rechtsbijstand en de afhandeling van de asielaanvraag anders is geregeld dan in Nederland, maakt niet dat ten aanzien van Frankrijk niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
5. Verder overweegt de rechtbank dat Frankrijk met het claimakkoord garandeert dat een asielaanvraag van eiser in behandeling zal worden genomen. Dat sprake is van (indirect) refoulement volgt de rechtbank dan ook niet. Mocht Frankrijk zich niet houden aan zijn internationale verplichtingen kan eiser hierover zijn beklag doen bij de Franse autoriteiten. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor de conclusie dat eisers vrees voor (indirect) refoulement door de Franse autoriteiten onzorgvuldig zal worden beoordeeld. Eiser heeft geen documenten overgelegd die aannemelijk maken dat Frankrijk zich jegens hem niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. Hierdoor is niet reeds op voorhand al sprake van (indirect) refoulement bij overdracht van eiser aan de autoriteiten van Frankrijk. Voorts gelden ook de Terugkeerrichtlijn, de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn ten aanzien van de asielprocedure in Frankrijk en bij een eventuele uitzetting naar Ethiopië.
6. Eiser heeft verder gelet op het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat er in zijn geval bij overdracht sprake is van een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie waar hij buiten zijn wil en persoonlijke keuzes om in terecht kan komen, in de zin van het arrest Jawo tegen Duitsland. Er bestaat gelet op het voorgaande geen grond voor het oordeel dat door de overdracht van eiser aan Frankrijk sprake zal zijn van (indirect) refoulement dan wel een situatie zal ontstaan die strijdig is met artikel 3 en 6 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Verweerder was gelet op het voorgaande niet gehouden om eisers asielverzoek in behandeling te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit voldoende gemotiveerd en zorgvuldig tot stand gekomen.
7. Het beroep is kennelijk ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
09 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.