ECLI:NL:RBDHA:2020:7470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.6276
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van verblijfsvergunning in Zwitserland en vertrekplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die zich als Palestijn heeft gepresenteerd. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit was gebaseerd op artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser in het bezit was van een geldige verblijfsvergunning die door de Zwitserse autoriteiten was verleend op 23 juni 2011.

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij zich niet in staat acht om naar Zwitserland te reizen vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de tijdelijke belemmeringen die door de coronamaatregelen zijn ontstaan, niet afdoen aan de verplichting van eiser om te voldoen aan zijn vertrekplicht. De rechtbank concludeerde dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het effectueren van zijn verblijfsrechten in Zwitserland en dat hij zich bij problemen moet wenden tot de Zwitserse autoriteiten.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.6276
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Loth), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.M.H.W. van Heerebeek).

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.6277, plaatsgevonden op 8 juli 2020 door middel van Skype for Business. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt Palestijn te zijn en te zijn geboren op [1981] .

Het bestreden besluit

2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Zwitserse autoriteiten op 23 juni 2011 aan hem een verblijfsvergunning hebben verleend. Er is volgens verweerder geen aanleiding om te concluderen dat er niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel of dat eiser bij terugkeer naar Zwitserland in een situatie in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) zou belanden.
Van eiser mag worden verwacht dat hij de rechten die voortvloeien uit zijn verblijfsstatus in Zwitserland zelf effectueert en dat hij zich bij voorkomende problemen wendt tot de (hogere) Zwitserse autoriteiten dan wel tot de daartoe geëigende instanties. Dit geldt ook voor het geval dat eiser van mening is dat Zwitserland zich niet aan de internationale richtlijnen houdt. Niet gebleken is dat eiser in Zwitserland bij de (hogere) autoriteiten officieel zijn beklag heeft gedaan. Voorts is niet gebleken dat deze mogelijkheid niet voor eiser bestaat.
Het standpunt van eiser
3. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Eiser heeft aangevoerd dat hij zich niet in staat acht om zich naar Zwitserland te begeven, onder verwijzing naar hetgeen is opgemerkt onder punt 4 en 3 van de beschikking over de vertrekplicht. Dit in verband met de huidige Corona crisis welke maakt dat hij niet aan zijn onmiddellijke vertrekplicht kan voldoen.

Het oordeel van de rechtbank

4. In het voornemen en het bestreden besluit staat dat eiser op grond van artikel 62a, derde lid, van de Vw na het uitbrengen van de beschikking, onmiddellijk moet vertrekken naar Zwitserland, omdat hij in bezit is van een geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf. Dat eiser mogelijk niet aan zijn onmiddellijke vertrekplicht kan voldoen maakt het bestreden besluit niet onrechtmatig. De corona-maatregelen die wereldwijd door overheden zijn getroffen, zijn immers aan te merken als een tijdelijke belemmering. Van eiser kan worden verwacht dat hij zich in het kader van zijn vertrekplicht onmiddellijk naar het grondgebied van Zwitserland begeeft zodra dat mogelijk is. De tijdelijke belemmering als zodanig doet aldus niet af aan de inhoud van het bestreden besluit. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
09 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.