ECLI:NL:RBDHA:2020:7470
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van verblijfsvergunning in Zwitserland en vertrekplicht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die zich als Palestijn heeft gepresenteerd. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit was gebaseerd op artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser in het bezit was van een geldige verblijfsvergunning die door de Zwitserse autoriteiten was verleend op 23 juni 2011.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij zich niet in staat acht om naar Zwitserland te reizen vanwege de coronamaatregelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de tijdelijke belemmeringen die door de coronamaatregelen zijn ontstaan, niet afdoen aan de verplichting van eiser om te voldoen aan zijn vertrekplicht. De rechtbank concludeerde dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het effectueren van zijn verblijfsrechten in Zwitserland en dat hij zich bij problemen moet wenden tot de Zwitserse autoriteiten.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.