ECLI:NL:RBDHA:2020:7506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
7 augustus 2020
Zaaknummer
AWB 19/8366
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met connexiteitsvereiste

Op 30 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, behorend bij het beroep met zaaknummer AWB 19/8366. Dit verzoek was ingediend door een verzoeker met V-nummer [V-nummer], vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J. van Koesveld. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van vreemdelingenrecht, waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder optreedt.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, in deze zaak is het beroep van de verzoeker in een eerdere procedure (zaaknummer AWB 19/8365) ongegrond verklaard. Hierdoor wordt niet langer voldaan aan het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in de Awb.

Gelet op het feit dat het connexiteitsvereiste niet meer van toepassing is, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan zonder dat partijen op een zitting zijn uitgenodigd, aangezien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, in aanwezigheid van griffier mr. E. Frieling. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden gepubliceerd op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/8366
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juli 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , verzoeker, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J. van Koesveld),
tegen

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Bij uitspraak van vandaag, in de procedure met zaaknummer AWB 19/8365, heeft de rechtbank het beroep van verzoeker ongegrond verklaard.
3. Nu niet langer wordt voldaan aan het in artikel 8:81 van de Awb neergelegde connexiteitsvereiste, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier, op 30 juli 2020.
griffier voorzieningenrechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.