ECLI:NL:RBDHA:2020:7538

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.8663
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris, waarin werd gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielprocedure. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd over haar voornemen om de zaak zonder zitting af te doen, waarop geen van de partijen bezwaar heeft gemaakt.

De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris het bestreden besluit heeft gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, dat bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning niet in behandeling wordt genomen indien een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat de Staatssecretaris er in het algemeen van uit mag gaan dat Duitsland zijn verplichtingen nakomt.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het bestreden besluit en dat de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling is genomen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier, en is bekendgemaakt op 10 juli 2020. Eiser kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.8663
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.L.M. Janssen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Jalouqa).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft partijen geïnformeerd over haar voornemen om de zaak buiten zitting af te doen. Geen van de partijen heeft aangegeven dat zij een zitting noodzakelijk vinden. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Eiser voert aan dat in Duitsland sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Door de toenemende instroom van vluchtelingen zijn de opvangcentra in Duitsland overvol en worden asielzoekers op inadequate locaties ondergebracht. Ter onderbouwing van dit standpunt
verwijst eiser naar een rapport van het Gatestone Institute. Aangezien er veel mensen op een te kleine ruimte verblijven, is de kans op besmetting met het coronavirus voor eiser groter. Verweerder had dan ook nader onderzoek moeten doen naar de stand van zaken wat betreft de opvang in Duitsland. Door dit na te laten handelt verweerder in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Daarnaast toont onderzoek aan dat het politiek draagvlak voor opname van asielzoekers snel afneemt in Duitsland. Eiser verwijst ter onderbouwing naar een bericht van Der Spiegel. Dit zorgt voor toenemende spanning tussen autochtonen en nieuwkomers.
Eiser verwijst in dit verband naar een artikel van EU-observer. Daarnaast neemt racistisch geweld toe in Duitsland, eiser verwijst in dit verband naar een bericht van The Telegraph. In 2019 werden er in Duitsland 1620 fysieke aanvallen op vluchtelingen geregistreerd. Eiser verwijst in dit verband naar een bericht van Migazin. Eiser voert verder aan dat hij niet terug wil naar Duitsland. Hij is daar als een hond behandeld. Verder heeft eiser medische behandeling nodig voor de ontstekingen in zijn gezicht, maar heeft in Duitsland nooit een arts gezien. Ook bestaat de kans dat hij in Duitsland op straat komt te staan en een zwervend bestaan moet lijden.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen van uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Duitsland dit niet doet. Eiser is daarin niet geslaagd.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Duitsland in het algemeen zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit de door eiser aangedragen informatie volgt wel dat zich problemen voordoen met asielzoekers in enkele opvangcentra, maar eiser heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat in Duitsland aan het systeem gerelateerde tekortkomingen bestaan in de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Verder is niet gebleken dat voor eiser in Duitsland een groter besmettingsrisico is op het coronavirus. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de genoemde artikelen, waaronder het artikel van Gatestone Institute, een actueel beeld geven van de omstandigheden in Duitse opvangcentra. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat eiser persoonlijk slachtoffer is geweest van (racistisch) geweld in de Duitse opvangcentra. Bovendien ligt het op de weg van eiser om eventuele problemen over de opvang of geweld bij de (hogere) autoriteiten van Duitsland kenbaar te maken. Niet is gebleken dat voor eiser hiertoe geen mogelijkheid bestaat, dan wel dat de Duitse autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen. Verder overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat eiser in Duitsland geen medische zorg kan krijgen. Daarbij is van belang dat eiser zijn medische situatie niet inzichtelijk heeft gemaakt.
5. Gelet op het voorgaande heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op grond van de artikelen 3 of 17 van de Dublinverordening op zich te nemen. Het is niet gebleken dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid of niet deugdelijk is gemotiveerd. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom terecht niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
10 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.