ECLI:NL:RBDHA:2020:7542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
10 augustus 2020
Zaaknummer
SGR 19/2819
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake ongeldigverklaring rijbewijs en zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 juli 2020, wordt de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser door de algemeen directeur van het Centraal Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) aan de orde gesteld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.F. Ronday, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het CBR, dat zijn rijbewijs ongeldig verklaarde op basis van een positieve speekseltest voor drugs. Eiser betwist dat hij onder invloed van drugs heeft gereden en wijst op de negatieve uitslag van een bloedtest. De rechtbank oordeelt dat het CBR zich niet zonder meer op het rapport van psychiater Visser kan baseren, omdat het rapport mogelijk gebreken vertoont en niet voldoende rekening houdt met de negatieve bloedtest. De rechtbank geeft het CBR de gelegenheid om het gebrek te herstellen, hetzij door aanvullende motivering, hetzij door een nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/2819

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.F. Ronday),
en
de algemeen directeur van het Centraal Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder
(gemachtigde: mr. I. Metaal).

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiser vanaf 25 oktober 2018 ongeldig verklaard.
Bij besluit van 20 maart 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft per video- en telefonische verbinding plaatsgevonden op 2 juli 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Op 26 september 2017 zagen twee politieagenten dat eiser zijn mobiele telefoon vasthield tijdens het autorijden. Hierop is aan eiser een stopteken gegeven en zijn de agenten naar de auto van eiser gelopen. Eiser heeft toen desgevraagd laten weten dat hij geen geldig rijbewijs bij zich had. Nadat één van de agenten een grinder en resten van hennep op de bijrijdersstoel zag liggen is de auto van eiser met zijn toestemming doorzocht op verdovende middelen. Vervolgens zijn in de auto van eiser meerdere hennepresten aangetroffen. Vanwege het vermoeden van hennepgebruik is eiser gevorderd mee te werken aan een speekseltest. Hieraan heeft eiser vrijwillig meegewerkt. Uit de speekseltest bleek dat eiser werkzame stoffen THC, amfetamine en cocaïne in zijn speeksel had.
Eiser is daarom op 26 september 2017 aangehouden als verdachte van rijden onder invloed van drugs.
1.2
Bij besluit van 19 oktober 2017 is aan eiser door verweerder een onderzoek naar zijn drugsgebruik opgelegd en is de geldigheid van zijn rijbewijs geschorst. Bij besluit van 10 januari 2018 is het bezwaar van eiser tegen dit besluit ongegrond verklaard. Hiertegen is geen beroep ingesteld.
1.3
Het psychiatrisch onderzoek heeft op 26 juli 2018 plaatsgevonden. Het onderzoeksrapport van de psychiater [psychiater] bevat de conclusie dat sprake is van “drugsmisbruik in ruime zin”. De psychiater acht het aannemelijk dat verzoeker vanaf 20 april 2018 gestopt is met het drugsmisbruik.
2. Bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard vanaf 25 oktober 2018. Verweerder heeft het onderzoeksrapport van de psychiater en de daarin gestelde diagnose ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit, omdat hij niet heeft gereden onder invloed van drugs. Na de positieve speekseltest is bij eiser bloed afgenomen.
In het bloed van eiser is geen drugs aangetroffen. Eiser verwijst ter onderbouwing naar het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 2 november 2017.
Eiser is van oordeel dat verweerder het onderzoeksrapport van psychiater Visser niet aan zijn oordeel ten grondslag mag leggen, omdat het rapport onjuist en innerlijk tegenstrijdig is. Daartoe is van belang dat de psychiater zijn beslissing ten onrechte baseert op ‘de duidelijk verhoogde preferentie van stoornissen in het gebruik van drugs in de populatie die is aangehouden vanwege het rijden onder invloed van drugs’. Eiser was juist niet onder invloed van drugs tijdens het rijden. Verder heeft de psychiater in zijn oordeel onvoldoende meegewogen dat eiser de ziekte van Graves heeft en dat eiser op advies van zijn specialist medicinaal cannabis gebruikt. Op 2 juli 2020 heeft eiser documenten overgelegd om zijn medische situatie te onderbouwen. Eiser stelt dat de psychiater ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat bij eiser sprake is van drugsmisbruik in ruime zin.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
De rechtbank stelt voorop dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) meermalen heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 21 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1620), dat in een geval waarin de diagnose drugsmisbruik in ruime zin is gesteld, slechts aanleiding bestaat om de ongeldigverklaring van het rijbewijs niet in stand te laten, indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet concludent is, zodanig dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren.
4.2
In het onderzoeksrapport van psychiater Visser staat – voor zover van belang – het volgende:
“Betrokkene geeft aan cannabis onder meer gebruikt te hebben om rustig te worden, te kunnen slapen en eten. Een dergelijk gebruik wordt niet meer beschouwd als recreatief gebruik maar duidt eerder op problematisch gebruik.
Betrokkene werd op eigen initiatief behandeld binnen een instelling voor verslavingszorg en bevestigt dat deze behandeling plaats vond in het kader van middelengebruik. Deze mededeling is ook consistent ten opzichte van de overige anamnestische gegevens.
Hoewel deze bevindingen afzonderlijk niet concludent hoeven te zijn, is juist de combinatie suspect voor drugsproblematiek ten tijde van de laatste aanhouding. Zeker ook indien deze worden bezien in de populatie die is aangehouden vanwege het rijden onder invloed van drugs. Dit overwegende dient de psychiatrische diagnose drugsmisbruik in ruime zin te worden gesteld.”
4.3
De rechtbank overweegt voorts dat tijdens de hoorzitting van 18 december 2018 de toenmalig gemachtigde van eiser heeft aangevoerd dat de uitslag van het bloedonderzoek van eiser negatief is en dat de psychiater de positieve speekseltest daarom niet mag meenemen in zijn onderzoek. De voorzitter van de hoorzitting heeft daarop geantwoord dat hij hierover contact zal opnemen met de keurend arts.
De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting laten weten dat dit niet gebeurd is.
4.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser niet zonder meer op het onderzoeksrapport van psychiater Visser mogen baseren.
De rechtbank overweegt daartoe dat verweerder naar aanleiding van de stellingen van eiser tijdens de hoorzitting van 18 december 2018 bij de psychiater had moeten nagaan of hij de negatieve uitslag van het bloedonderzoek in zijn oordeel heeft betrokken. De stelling van verweerder dat de psychiater in zijn oordeel rekening heeft gehouden met de negatieve bloedtest, volgt de rechtbank niet. In het onderzoeksrapport wordt de bloedtest wel genoemd omdat eiser daarover heeft verklaard, maar niet duidelijk is of, en zo ja op welke wijze de psychiater de uitslag van de bloedtest in zijn overwegingen en advies heeft betrokken, terwijl dit wel relevant kan zijn voor de vraag of bij eiser sprake is van drugsgebruik in ruime zin.
Indien de psychiater het bloedonderzoek wel in zijn oordeel heeft betrokken, dient hij zijn advies met in achtneming van de negatieve bloedtest nader te motiveren. Als de psychiater de negatieve bloedtest niet in zijn oordeel heeft betrokken, dient hij te motiveren waarom hij bij zijn oordeel blijft dat bij eiser sprake is van drugsgebruik in ruime zin.
De rechtbank acht het daarbij van belang dat de psychiater zelf uitlegt hoe zijn conclusie en in het bijzonder ook de passage over de populatie die is aangehouden vanwege rijden onder invloed van drugs moet worden begrepen. De uitleg van verweerder dat dit een algemene opmerking betreft en niet specifiek ziet op de aanhouding van eiser, acht de rechtbank in het licht van vorenstaande en zonder nadere motivering van de psychiater onvoldoende.
Op grond van het vorenoverwogene kleeft aan het besluit dan ook een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek.
5.1
Gelet op vorenstaande levert het bestreden besluit strijd op met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering op basis van een nader rapport van de psychiater, hetzij, voor zover nodig, een nieuwe beslissing op bezwaar. Deze bevoegdheid wordt ontleend aan artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb. Omdat de rechtbank van die bevoegdheid gebruik maakt doet zij, op grond van artikel 8:80a van de Awb, een tussenuitspraak.
5.2
De rechtbank draagt verweerder op om binnen vier weken het gebrek te herstellen.
Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb de rechtbank binnen twee weken meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. Indien verweerder van die mogelijkheid gebruik maakt dient hij binnen een termijn van zes weken het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak. De rechtbank zal eiser vervolgens in de gelegenheid stellen om binnen drie weken te reageren. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder nadere zitting uitspraak doen op het beroep.
6. De op 2 juli 2020 door eiser overgelegde medische documenten zijn naar het oordeel van de rechtbank (in strijd met de goede procesorde) te kort voor de zitting ingediend. Verweerder heeft op deze stukken niet adequaat kunnen reageren. De rechtbank zal de medische documenten derhalve thans buiten beschouwing laten. Indien verweerder gebruik maakt van de geboden herstelmogelijkheid staat het eiser echter vrij om deze stukken alsnog (tijdig) in het geding te brengen. Verweerder zal in dat geval die stukken in het kader van de herstelmogelijkheid moeten betrekken en moeten bezien of er aanleiding is om die stukken ook voor te leggen aan de psychiater.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep, dus ook bespreking van de overige beroepsgronden.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee week na verzending van deze tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt , griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.