Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 augustus 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker(gemachtigde: mr. S. Karkache),
het college van burgemeester en wethouders van Gouda, verweerder(gemachtigde: L. de Wit).
Procesverloop
Overwegingen
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om in verzoekers geval van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat alleen een voorlopige voorziening kan worden getroffen, wanneer de belanghebbende daar een spoedeisend belang bij heeft. Dat is het geval wanneer sprake is van een financiële noodsituatie.
4. Daarvan is in verzoekers geval echter geen sprake. Verzoeker is opgekomen tegen de tijdelijke stopzetting van zijn uitkering in mei 2020. Uit het dossier komt naar voren dat verweerder de betaling van verzoekers uitkering inmiddels weer heeft hervat. Dat betekent dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij zijn verzoek. Zijn betoog dat verweerder hem in de maand juni 2020 te weinig heeft uitbetaald maakt dat niet anders. In die maand heeft verweerder hem blijkens het door verzoeker overgelegde bankafschrift toch nog een bedrag van € 623,50 overgemaakt. Dat duidt er in ieder geval niet op dat verzoeker in een financiële noodsituatie verkeert. Nu een spoedeisend belang ontbreekt, moet het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond worden afgewezen.
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.