ECLI:NL:RBDHA:2020:7612
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht naar Roemenië onder het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij niet naar Roemenië kan worden teruggestuurd vanwege de omstandigheden daar, waaronder zijn medische problemen en de vrees voor indirect refoulement.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie in Roemenië zodanig is dat hij daar niet kan worden opgenomen in de asielprocedure. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft aangenomen dat Roemenië zijn verdragsverplichtingen zal nakomen, en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor verweerder om nader onderzoek te doen naar de medische situatie van eiser, aangezien hij niet heeft aangetoond dat er geen adequate medische zorg beschikbaar zou zijn in Roemenië.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, in aanwezigheid van griffier mr. F.W. de Lange. De uitspraak is bekendgemaakt, maar niet in het openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.