ECLI:NL:RBDHA:2020:7639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor gevelverandering woningen en winkels in Den Haag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 augustus 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning. De vergunninghoudster had op 11 juli 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het veranderen van de gevels van woningen en winkels aan specifieke adressen in Den Haag door het gedeeltelijk vervangen van kozijnen. Verzoekster, eigenaar van enkele van deze woningen, heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 13 maart 2020, waarin de vergunning voor bepaalde adressen werd ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vergunning voldoet aan de relevante wetgeving en dat verzoekster geen procesbelang meer heeft, aangezien haar belangrijkste bezwaar is verholpen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het welstandsadvies van de commissie doorslaggevende betekenis heeft en dat er geen gebreken zijn aangetoond die het oordeel van de commissie in twijfel trekken. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4638
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 augustus 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Yildirim).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij] B.V., te [vestigingsplaats] , vergunninghoudster,
(gemachtigde: mr. J. Geelhoed).

Procesverloop

Bij besluit van 11 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen van de gevels van de woningen en winkels gelegen aan de [adres 1] [huisnummer] tot en met [huisnummer] en de [adres 2] [huisnummer] en [huisnummer] te [plaats] , door het gedeeltelijk vervangen van de kozijnen.
Bij besluit van 13 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit herroepen in die zin dat dit besluit wordt ingetrokken voor de [adres 1] [huisnummer] , [huisnummer] , [huisnummer] en [huisnummer] en [huisnummer] .
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (zaaknr. SGR 20/3008). Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Vergunninghoudster heeft haar zienswijze gegeven op het ingediende verzoek.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juli 2020, gevoegd met het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak met nummer SGR 20/4414.
Verzoekster is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghoudster zijn verschenen [A] en [B] , bijgestaan door hun gemachtigde.
Na de zitting zijn de verzoeken gesplitst en wordt daarop heden uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1
Het bouwplan, waarvoor vergunninghoudster op 17 mei 2019 een aanvraag om omgevingsvergunning heeft ingediend, ziet op het veranderen van de gevels van de woningen en winkels gelegen aan de [adres 1] [huisnummer] tot en met [huisnummer] en de [adres 2] [huisnummer] en [huisnummer] te Den Haag, door het gedeeltelijk vervangen van de kozijnen. Deze aanvraag heeft betrekking op de activiteit het bouwen van een bouwwerk, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.2
Op 3 juli 2019 heeft de Welstands- en Monumentencommissie (de commissie) positief geadviseerd omtrent het bouwplan. De commissie is van mening dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand.
2.3
Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.1., aanhef en onder a, in verbinding gelezen met artikel 2.10, van de Wabo.
2.4
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit en daartoe aangevoerd dat zij eigenaar is van de woningen gelegen aan de [adres 1] [huisnummer] , [huisnummer] en [huisnummer] , en dat vergunninghoudster deze woningen ten onrechte in haar aanvraag heeft meegenomen. Verzoekster heeft geen toestemming gegeven om een gevelwijziging en/of kozijnvervanging aan haar panden te realiseren. Na de hoorzitting op 27 februari 2020 heeft de Adviescommissie Bezwaarschriften (hierna: de bezwaarschriftencommissie) op
12 maart 2020 advies uitgebracht. In dit advies is vermeld dat voor de beantwoording van de vraag waar de aanvraag exact op ziet, de aanvraag zelf en de daarbij behorende bouwtekening doorslaggevend zijn. Op de bouwtekening zijn huisnummers uitgezonderd van de aanvraag (grijs gedeelte doorgekruist) en deze lijken geen onderdeel uit te maken van de aanvraag. Desgevraagd heeft de architect van vergunninghoudster na de zitting nog een aanpassing aangeleverd, in die zin dat de omschrijving van de aanvraag en de tekening zijn gewijzigd. Verweerder is geadviseerd het bestreden besluit te herroepen, in die zin dat het besluit wordt ingetrokken voor [adres 1] [huisnummer] , [huisnummer] en [huisnummer] (en [adres 1] [huisnummer] en [huisnummer] ). Voor het overige kan het bestreden besluit in stand blijven, aldus de bezwaarschriften-commissie.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, conform het advies van de bezwaar-schriftencommissie van 12 maart 2020, het primaire besluit herroepen en dit besluit ingetrokken voor zover het ziet op [adres 1] [huisnummer] , [huisnummer] en [huisnummer] (en [adres 1] [huisnummer] en [huisnummer] ). Voor het overige blijft het besluit in stand, omdat er geen weigeringsgronden zijn.
Verweerder heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat verzoekster geen procesbelang meer heeft, omdat haar belang in bezwaar met name zag op het benoemen van haar woningen [adres 1] [huisnummer] , [huisnummer] en [huisnummer] in de aanvraag. Daaraan is tegemoet gekomen doordat in de beslissing op bezwaar van 13 maart 2020 expliciet is opgenomen dat de verleende omgevingsvergunning van 11 juli 2019 niet ziet op haar woningen [adres 1] [huisnummer] , [huisnummer] en [huisnummer] , aldus verweerder.
4. De voorzieningenrechter neemt voorshands procesbelang aan. Weliswaar is bij het bestreden besluit aan het voornaamste bezwaar van verzoekster tegemoet gekomen, maar zij heeft ook belang bij de vraag of zij gedwongen kan worden om dezelfde kozijnen in haar panden te plaatsen als bij het primaire besluit vergund. In geval van een beschermd stadsgezicht, zoals hier aan de orde, moet immers de gehele gevel van de panden [adres 1] [huisnummer] tot en met [huisnummer] worden beschouwd in relatie tot de omgeving, omdat de ruimtelijke kwaliteit van het gebied als geheel, de zogenaamde ensemblewaarde, is beschermd.
5. Verzoekster kan zich niet met het bestreden besluit verenigen en betoogt dat aan het bestreden besluit niet langer een geldige toetsing door de commissie ten grondslag ligt. Immers de commissie is destijds met het afgeven van het advies uitgegaan van de gehele gevel en dus van een eenduidig aangezicht. Na het advies van de bezwaarschriften-commissie -inhoudende het doorhalen van de adressen [adres 1] [huisnummer] , [huisnummer] , [huisnummer] , en [adres 1] [huisnummer] en [huisnummer] - is verweerder naar de mening van verzoekster echter in gebreke gebleven de commissie opnieuw een oordeel te vragen op basis van de correcte adressen.
6. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo -voor zover van belang-, is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit (a) het bouwen van een bouwwerk.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo moet een omgevingsvergunning worden geweigerd als het bouwplan niet voldoet aan - kort gezegd - het bouwbesluit (a), de bouwverordening (b), het bestemmingsplan (c) of de redelijke eisen van welstand (d).
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo wordt een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit “bouwen” getoetst aan het bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de bouwverordening en redelijke eisen van welstand. Indien een aanvraag daaraan voldoet, is verweerder gehouden de omgevingsvergunning te verlenen. Er is sprake van een zogeheten gebonden beschikking, voor een belangenafweging is geen plaats.
7.1
Volgens vaste rechtspraak kan verweerder (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2894), hoewel hij niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria.
7.2
Bij de aanvraag van 17 mei 2019 zijn bouwtekeningen gevoegd, gedateerd 13 mei 2019. Hoewel in de aanvraag zelf geen onderscheid is gemaakt in huisnummers, en de vergunning is gevraagd voor de aaneengesloten nummers [adres 1] [huisnummer] tot en met [huisnummer] , is op de bijbehorende tekeningen van het bouwplan te zien dat een aantal woningen grijs is gearceerd en is doorgekruist.
In het advies van de bezwaarschriftencommissie van 12 maart 2020 is op dit punt vermeld:
“Voor beantwoording van de vraag waar de aanvraag exact op ziet, zijn de aanvraag zelf en de daarbij behorende bouwtekening doorslaggevend. Het is de commissie gebleken dat op de bouwtekening huisnummers uitgezonderd zijn van de aanvraag (grijs gedeelte doorgekruist). De nummers lijken geen onderdeel uit te maken van de aanvraag, waarop het college diende te beslissen. Desgevraagd heeft de architect van vergunninghouder na de zitting nog een aanpassing aangeleverd, in die zin dat de omschrijving van de aanvraag en de tekening zijn gewijzigd. De adressen [adres 1] [huisnummer] , [huisnummer] , [huisnummer] , 91en [huisnummer] zijn geen onderdeel van de aanvraag.” en
“De commissie gaat ervan uit dat er niets aan de gevels van deze adressen wijzigt. De aangepaste tekeningen/doorhalen van deze adressen hebben ook geen consequenties voor het welstandsoordeel. Indien bezwaarmaker in de toekomst vergunningplichtige bouwwerkzaamheden wil uitvoeren, zal zij daarvoor zelf een aanvraag moeten indienen.”
De voorzieningenrechter gaat er, gelet op deze passage uit het advies van de bezwaarschriftencommissie, vanuit dat de commissie haar oordeel heeft gegeven op basis van de tekeningen, zoals deze zich bij de gedingstukken bevinden. Hoewel ten tijde van de beoordeling door de commissie sprake was van een onjuiste beschrijving van huisnummers in de aanvraag, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat dit van invloed is geweest op het uiteindelijke welstandsoordeel. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat het voor zich spreekt dat een welstandsoordeel voornamelijk is gebaseerd op de visuele aspecten van een bouwplan, zodat deze bouwtekeningen als voornaamste en doorslaggevende bron van informatie moeten worden beschouwd. Op deze bouwtekeningen is duidelijk waarneembaar dat niet alle gevels zullen worden meegenomen in de werkzaamheden. Daarom acht de voorzieningenrechter het voorshands aannemelijk dat de commissie 5 panden heeft beoordeeld en hoefde niet opnieuw de commissie te worden geconsulteerd.
7.3
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat niet gebleken is dat het welstandsadvies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit niet zondermeer aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag mag leggen. Voor de stelling van verzoekster dat de commissie op basis van een onjuiste voorstelling van zaken een oordeel heeft gegeven, bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten.
8.1
De voorzieningenrechter overweegt voorts dat niet in geschil is dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit, de bouwverordening en het bestemmingsplan. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het advies van de commissie, was verweerder dan ook gehouden de gevraagde omgevingsvergunning aan vergunninghoudster te verlenen.
8.2
Ten aanzien van de vraag of verzoekster gedwongen kan worden om dezelfde kozijnen in haar panden te plaatsen als bij het primaire besluit vergund, heeft verweerder ter zitting verklaard dat dit niet het geval is. Enige onderbouwing op dit punt heeft verweerder echter niet gegeven, zodat verzoekster hierover naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter pas duidelijkheid kan verkrijgen indien zij zelf daartoe een aanvraag om een omgevingsvergunning indient. Nu dit echter geen reden is om de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren, kan hetgeen verzoekster hierover heeft aangevoerd niet slagen.
9. Dit betekent dat naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter het bestreden besluit in beroep naar verwachting in stand zal blijven. Daarom is er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
10. De voorzieningenrechter maakt geen gebruik van zijn bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in het bodemgeding met zaaknummer SGR 20/3008. Daartoe acht de voorzieningenrechter van belang dat dit bodemgeding gevoegd wordt behandeld met het mede door verzoekster ingestelde beroep geregistreerd onder zaaknummer SGR 20/3009.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is op 13 augustus 2020 gedaan door mr. D.R. van der Meer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.