ECLI:NL:RBDHA:2020:7677
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, waarin is vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
Tijdens de zitting op 30 juli 2020 heeft eiser zijn beroep op artikel 16 van de Dublinverordening laten vallen, maar het beroep op artikel 17 gehandhaafd. Eiser voerde aan dat zijn zus in Nederland woont en medische hulp nodig heeft, en dat hij zelf ook medische problemen heeft. Hij stelde dat de overdracht aan Duitsland in zijn geval van onevenredige hardheid getuigt en verzocht om nader medisch onderzoek.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris terughoudend moet omgaan met de bevoegdheid om een asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen aanleiding heeft hoeven zien om het verzoek van eiser onverplicht aan zich te trekken, aangezien eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd van de medische omstandigheden die zijn verzoek zouden rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.