ECLI:NL:RBDHA:2020:7680
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening met betrekking tot Frankrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. Pieters, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A.M.H.W. van Heerebeek, had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat feitelijke overdracht naar Frankrijk vanwege de coronamaatregelen onmogelijk was.
Tijdens de zitting op 8 juli 2020, die via een Skype-beeldverbinding plaatsvond, heeft de rechtbank overwogen dat de tijdelijke opschorting van Dublinoverdrachten naar Frankrijk geen reden is om de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser te ontkennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn gezondheidstoestand zodanig is dat overdracht aan Frankrijk onaanvaardbare risico's met zich meebrengt. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Raad van State en het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waaruit blijkt dat Nederland mag uitgaan van de veronderstelling dat Frankrijk de asielaanvragen op een humane manier behandelt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen grond is voor het oordeel dat de overdracht van eiser aan Frankrijk in strijd zou zijn met de mensenrechten. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.