ECLI:NL:RBDHA:2020:7683

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.8467
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek naar Oostenrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublinverordening. Eiser had intussen een asielaanvraag ingediend in Oostenrijk, wat leidde tot de vraag of hij nog procesbelang had bij zijn beroep tegen het bestreden besluit.

Tijdens de zitting op 13 juli 2020 bleek dat eiser niet ter zitting was verschenen en dat zijn gemachtigde geen contact meer met hem had gehad. De rechtbank concludeerde dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken en dat hij geen prijs meer stelde op de bescherming die hij aanvankelijk in Nederland had gezocht. De rechtbank oordeelde dat, gezien deze omstandigheden, eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, en mr. A.M. Zwijnenberg, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen één week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.8467
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.N. van der Ham), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L. Verheijen).

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat België verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij België een verzoek om terugname gedaan. België heeft dit verzoek aanvaard.
In zijn bericht van 8 juli 2020 heeft verweerder naar voren gebracht dat de Oostenrijkse autoriteiten bij bericht van 2 juli 2020 Nederland hebben verzocht om eiser terug te nemen op grond van de Dublinverordening. Uit het claimverzoek blijkt dat eiser op 28 juni 2020 in Oostenrijk een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder concludeert
hieruit dat eiser Nederland heeft verlaten. Bij brief van 8 juli 2020 heeft Nederland het terugnameverzoek afgewezen.
3. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Uit het bericht van verweerder van 8 juli 2020 blijkt dat eiser op 28 juni 2020 een asielaanvraag heeft ingediend in Oostenrijk. Eiser is dus kennelijk, nadat hij beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit, uit Nederland vertrokken en naar Oostenrijk gegaan. Eiser is niet ter zitting verschenen, de gemachtigde van eiser heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat hij sinds het instellen van het beroep geen contact meer heeft gehad met eiser. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
4. Indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, dient er in beginsel vanuit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. In deze situatie ziet de rechtbank geen aanleiding om daar anders over te oordelen, nu eiser niet ter zitting is verschenen en de gemachtigde ter zitting heeft verklaard geen contact meer met eiser te hebben gehad.
5. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming hier te lande. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
15 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.