Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[verweerder, sub 1] ,
[verweerder, sub 2] ,
1.De procedure
- het op 4 april 2018 ingekomen verzoek van [verweerder, sub 1] cs tot afgifte van een Europees betalingsbevel (formulier A),
- het Europees betalingsbevel van 20 juni 2018 (formulier E),
- de Uitvoerbaarverklaring van 26 september 2018 (formulier G),
- de brief van mr. Koorn van 29 november 2019 met een tweetal formulieren F, houdende verweren tegen het Europees betalingsbevel,
- de brief van de griffier van 4 december 2019,
- de brief van mr. Koorn van 19 december 2019 houdende verzoek tot heroverweging,
- de brief van mr. Van Buul van 23 december 2019,
- de brief van mr. Koorn van 20 maart 2020,
- de brief van mr. Van Buul van 20 mei 2020.
2.Het verzoek en het verweer
3.De beoordeling
binnen een weeknadat hij dit heeft ontvangen, naar de ontvangende instantie (retour) te zenden, indien het niet is gesteld in of niet vergezeld gaat van een vertaling in een voor hem begrijpelijke taal. De betekening vond plaats op 24 juli 2018. Niet is gesteld of gebleken dat CATF de door haar ontvangen stukken naar de ontvangende instantie (retour) heeft verzonden. CATF heeft het Europees betalingsbevel derhalve rechtsgeldig ontvangen en behouden. Hieruit volgt tevens dat CATF op 24 juli 2018 bekend is geworden - althans had kunnen worden - met de thans door haar aangevoerde grond voor heroverweging. Een verzoek tot heroverweging had binnen vier weken ná 24 juli 2018 moeten worden ingediend. Nu het verzoek tot heroverweging pas op 19 december 2019 is ingekomen moet worden geconcludeerd dat CATF te laat is met haar verzoek en derhalve niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat hetzelfde geldt indien er van uitgegaan zou moeten worden dat de brief van 29 november 2019 als een verzoek tot heroverweging opgevat had moeten worden.