ECLI:NL:RBDHA:2020:7763
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake rijgeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die in beroep was gegaan tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Het primaire besluit, genomen op 13 februari 2020, verplichtte verzoeker tot het ondergaan van een medisch onderzoek naar zijn rijgeschiktheid. Het bestreden besluit van 20 juli 2020 verklaarde het bezwaar van verzoeker ongegrond. Verzoeker stelde dat hij geen spoedeisend belang had bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij niet gecompenseerd zou worden voor een vrije dag die hij moest opnemen voor het onderzoek. De voorzieningenrechter oordeelde dat het enkele verlies van een vrije dag onvoldoende was om een spoedeisend belang aan te nemen. Bovendien werd vastgesteld dat het besluit van verweerder niet evident onrechtmatig was, aangezien verzoeker niet kon aantonen dat hij niet de bestuurder van het voertuig was tijdens de politiecontrole. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang was en het verzoek kennelijk ongegrond was. De uitspraak werd gedaan zonder dat partijen op een zitting verschenen, in het kader van de coronamaatregelen. De beslissing werd op een later moment openbaar gemaakt.