ECLI:NL:RBDHA:2020:7779

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
AWB 20/50
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf en veroordeling in proceskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Afghaanse eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid, welke aanvraag op 27 juni 2018 door de staatssecretaris was afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht op 10 oktober 2019, waarin het bestreden besluit werd vernietigd, heeft de staatssecretaris op 18 mei 2020 alsnog op het bezwaar beslist. De eiseres trok haar beroep in op 9 juni 2020, maar verzocht tegelijkertijd om een veroordeling van de staatssecretaris in de kosten van de procedure.

De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien de staatssecretaris met zijn besluit van 18 mei 2020 tegemoet is gekomen aan de eiseres, heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van proceskosten toegewezen. De kosten, die betrekking hebben op beroepsmatige rechtsbijstand, zijn vastgesteld op € 262,50. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 178,-. De uitspraak is gedaan door rechter J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier N. Joacim. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/50

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] , van Afghaanse nationaliteit, eiseres

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel verblijf als familie- of gezinslid in het kader van de procedure Toegang en Verblijf, afgewezen.
Bij besluit van 26 maart 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het hiertegen ingestelde beroep is door deze rechtbank zittingsplaats Utrecht, bij uitspraak van 10 oktober 2019 (AWB 19/3051) gegrond verklaard, waarbij het bestreden besluit is vernietigd en verweerder tevens is opgedragen binnen vier weken na verzending van die uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Op 3 januari 2020 is bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.
Op 18 mei 2020 heeft verweerder alsnog op het bezwaar beslist.
Het beroep is bij brief van 9 juni 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 23 juni 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft niet gereageerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. Met het door verweerder genomen besluit van 18 mei 2020 is tegemoetgekomen aan eiseres. De rechtbank zal daarom het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toewijzen.
4. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 262,50,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor licht).
5. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiseres betaalde griffierecht van € 178,- te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.