ECLI:NL:RBDHA:2020:7849
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstandsaanvraag na intrekking bestreden besluit en proceskostenveroordeling
Op 16 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. F. Uzumcu, en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door mr. E.H. Buizert. De zaak betreft een aanvraag om bijstand ingevolge de Participatiewet, die aanvankelijk op 25 april 2019 door verweerder werd afgewezen. Eiseres heeft bezwaar aangetekend, maar dit werd bij het bestreden besluit van 19 augustus 2019 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 27 maart 2020 heeft verweerder echter aangegeven de afwijzingsgrond niet langer te handhaven en de aanvraag opnieuw te willen beoordelen, waarna de rechtbank de zaak aanhield in afwachting van deze nieuwe beslissing.
Op 15 mei 2020 heeft verweerder de aanvraag opnieuw afgewezen, waarop eiseres haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek, waarop verweerder heeft aangegeven het niet onredelijk te vinden om in de proceskosten te worden veroordeeld. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van eiseres en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1575,-, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 47,- moet eveneens door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier mr. D.W.A. van Weert, en is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en partijen hebben een afschrift ontvangen.