ECLI:NL:RBDHA:2020:7861
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Malta
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Demirtas, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R. Hopman, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Malta verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat verweerder onzorgvuldig had gehandeld door hem niet voldoende tijd te geven om te reageren op het voornemen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de gevolgen van de coronapandemie voor de asielprocedure in Malta.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren en dat eiser niet voldoende onderbouwd had dat de situatie in Malta zodanig was dat hij bij overdracht een risico liep op een behandeling die in strijd was met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde, omdat hij niet had aangetoond dat er systematische tekortkomingen waren in het asiel- en opvangsysteem in Malta. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd en zorgvuldig tot stand was gekomen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.