Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 23 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Overwegingen
“richt op het gedenken van Jezus en van de rust die hij krijgt”. Eiser is niet gedoopt en heeft niet kunnen duiden wanneer hij wel gedoopt zal worden, kan de naam van de kerk niet noemen en heeft niet kunnen duiden welke lofliederen er gezongen worden. De problemen van eiser naar aanleiding van de bekering zijn ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft hier geen documenten van kunnen overleggen, heeft tegenstrijdig verklaard over het uitreisverbod, bevreemdingwekkend verklaard over zijn paspoort, ongerijmd over de oproep te verschijnen voor de rechtbank en bevreemdingwekkend, oppervlakkig en inconsistent over de detentie. Ten aanzien van de problemen die zijn ontstaan doordat de huiskerk was verraden en de huiszoeking, heeft eiser oppervlakkig verklaard en essentiële vragen niet kunnen beantwoorden.
“een soort revolutie was in zijn gedachten”en daarmee bedoelt
“dat als je durft om zelfmoord te plegen dan moet je ook durven een stap te nemen dat God niet bestaat en het geloof onzin is.
”Vervolgens heeft verweerder daarop doorgevraagd of hij de revolutie kon uitleggen en of de afwending van de islam een weerslag heeft gehad op zijn gedragingen. Daarbij heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser hierover vaag heeft verklaard, door te verklaren hoe hij met de drempels uit zijn leven is omgegaan, dat hij direct vergiffenis aan God wil vragen en dat hij tot rust kan komen [1] . De stelling van eiser dat verweerder hem ten onrechte niet letterlijk heeft gevraagd naar de redenen voor zijn afkeer van de islam, treft evenmin doel. Zoals uit het nader gehoor blijkt heeft verweerder onder meer gevraagd [2] :
authentieke verhaalverstaat, wat daar ook van zij, doet er niet aan af dat eiser hierover in algemeenheden heeft verklaard, door enkel aan te geven dat zijn leven op enig moment was verslechterd, dat het geestelijk niet goed met hem ging, dat hij was begonnen met alcohol drinken en daarna niet meer had gevast of gebeden [3] . Verweerder heeft ook niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij in de islam nooit vergeven zou worden. Nu eiser zelf heeft aangegeven dat hij het zo belangrijk vindt om vergeven te worden voor zijn daden, heeft verweerder het niet ten onrechte bevreemdend geacht dat hij hier geen onderzoek naar heeft verricht en enkel is uitgegaan van de opmerkingen van zijn ouders. De stelling van eiser dat hij wel voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij niet vergeven zou worden, treft daarom geen doel.
“Is de reden voor uw arrestatie aan u meegedeeld?”en
“Waarvan werd u precies beschuldigd?”twee verschillende vragen zijn, waaruit niet mag worden afgeleid dat eiser inconsistent heeft verklaard en dat de informatie van verschillende overheidsorganisaties/derden komt en niet gelijkluidend hoeven te zijn, laat onverlet dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de reden waarom hij is gearresteerd/beschuldigd. Enerzijds heeft hij verklaard dat dit vanwege spionage en politieke activiteiten is en dat hij vanwege politieke of religieuze problemen is gearresteerd, anderzijds heeft hij verklaard dat het hem niet duidelijk is waarvan hij werd beschuldigd. Dit is door verweerder niet ten onrechte bevreemdingwekkend geacht, met name omdat eiser ook heeft verklaard dat hem tijdens het gehoor werd verteld wat hij had gedaan en waarvan hij werd beschuldigd. Ook heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser ter onderbouwing van dit element geen enkel document heeft overgelegd. Verweerder heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser over zijn detentie oppervlakkig heeft verklaard, omdat hij een oppervlakkige beschrijving van zijn cel heeft gegeven, niet heeft kunnen noemen door welke instantie hij werd vervoerd van Turkije naar Iran en van Iran naar de gevangenis en niet heeft kunnen antwoorden bij welke rechtbank hij is voorgeleid en wat de rechter heeft gezegd. Dat verweerder in het kader van de detentie en de instanties die hem hebben vervoerd in het bestreden besluit voor het eerst spreekt over
medegedetineerdenen
uniformen, doet er niet aan af dat verweerder, zoals hij ter zitting heeft betoogd, in het voornemen al voldoende heeft onderbouwd waarom hij de door eiser gestelde problemen ongeloofwaardig acht. Daar komt bij dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het legaal of illegaal uitreizen en eiser in beroep niet heeft bestreden dat hij over de huiszoeking oppervlakkig heeft verklaard. De beroepsgronden van eiser slagen niet.