ECLI:NL:RBDHA:2020:7880
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Frankrijk en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J.J. Flantua, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. Y. Rikken, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij in Frankrijk geen adequate opvang heeft gekregen en dat zijn situatie niet zorgvuldig is beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag beroepen, wat inhoudt dat Nederland mag aannemen dat Frankrijk de asielprocedure op een zorgvuldige manier zal behandelen. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat dit in zijn geval niet zou gelden. De rechtbank wijst erop dat de door eiser aangevoerde omstandigheden, zoals gezondheidsklachten en eerdere ervaringen in Frankrijk, niet voldoende zijn om aan te nemen dat hij bij terugkeer in Frankrijk in een situatie van materiële deprivatie zal komen.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit voldoende gemotiveerd is en dat er geen reden is om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de besluitvorming. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan in het kader van de maatregelen rondom de coronapandemie, waardoor deze niet openbaar kon worden uitgesproken, maar later alsnog openbaar zal worden gemaakt.