ECLI:NL:RBDHA:2020:7903
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.J. Portegies, had een aanvraag ingediend die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. K. Elias, niet in behandeling werd genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, zoals vastgesteld op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit.
Tijdens de zitting op 14 juli 2020, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen concrete aanknopingspunten zijn die erop wijzen dat Duitsland niet in staat zou zijn om eiser de nodige bescherming te bieden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de coronacrisis geen invloed heeft op de verantwoordelijkheidsvaststelling van Duitsland en dat de overdrachten van asielzoekers inmiddels weer geleidelijk worden hervat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de omstandigheden van eiser niet zo bijzonder zijn dat er een uitzondering op de Dublinverordening gemaakt moet worden.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 juli 2020 en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.