ECLI:NL:RBDHA:2020:7952
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid van Duitsland en psychische klachten van eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Kameroense nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij vreest voor een onrechtmatige behandeling in Duitsland en dat hij lijdt aan psychische problemen als gevolg van zijn situatie.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser geen bewijs heeft geleverd voor zijn vrees voor een onrechtmatige detentie in Duitsland en dat zijn psychische klachten niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland een claimakkoord heeft afgegeven en dat eiser de mogelijkheid heeft om een herhaalde asielaanvraag in te dienen. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet om eisers aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht te behandelen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in Duitsland geen toegang zou hebben tot medische zorg of dat klagen bij de Duitse autoriteiten niet mogelijk zou zijn.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is.