ECLI:NL:RBDHA:2020:8000

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.11596
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht naar Spanje onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. K. Elias, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 14 juli 2020 heeft eiser zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken.

De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris zich terecht op de Dublinverordening heeft beroepen, aangezien uit het Eurodac-systeem blijkt dat eiser in Spanje een asielaanvraag heeft ingediend. Eiser betwistte dit en voerde aan dat hij onder valse voorwendselen zijn vingerafdrukken heeft moeten afstaan. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de Spaanse autoriteiten niet aan hun verplichtingen voldoen en dat hij niet naar Spanje kan worden overgedragen. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over de omstandigheden in Spanje in het licht van de coronacrisis beoordeeld, maar oordeelde dat deze niet voldoende waren om de overdracht te blokkeren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard en geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Spanje onevenredig hard zou zijn. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is bekendgemaakt op 20 juli 2020.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.11596
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. K. Elias).

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en om een voorlopige voorziening gevraagd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Khairi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting heeft eiser zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken.

Overwegingen

Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), waarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen als op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Eiser betwist allereerst dat hij een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Spanje. Aan eiser werd verteld dat hij zijn vingerafdrukken voor strafrechtelijk onderzoek moest laten afnemen en hij is hiermee voorgelogen. Eiser heeft namelijk
uitdrukkelijk aangegeven dat hij geen asiel wilde aanvragen in Spanje. Hij is hierna doorgereisd en was in de veronderstelling dat hij geen asiel had aangevraagd. Het kan eiser daarom niet verweten worden dat zijn vingerafdrukken onder valse voorwendselen in het Eurodac-systeem zijn opgenomen.
3. De rechtbank overweegt dat uit het resultaat van het onderzoek in het Eurodac- systeem blijkt dat eiser in Spanje (wel) een asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank verwijst hierbij naar artikel 2, derde lid, van Verordening (EG) 407/20021, waarin is aangegeven dat gegevens van asielzoekers worden aangeduid met een “1”, zoals ook in het resultaat van het onderzoek naar eisers vingerafdrukken staat vermeld. Uit lijst A van bijlage II bij de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 118/2014 volgt dat een treffer in Eurodac geldt als bewijs van de indiening van een asielverzoek. Artikel 22, derde lid, van de Dublinverordening bepaalt dat een vreemdeling bewijs kan leveren van het tegendeel. Eiser is hier niet in geslaagd. De enkele stelling van eiser dat hij nooit een asielaanvraag heeft ingediend in Spanje en is voorgelogen over het doel van het afnemen van zijn vingerafdrukken, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om niet uit te kunnen gaan van de juistheid van het resultaat van het onderzoek in het Eurodac-systeem en het claimakkoord van Spanje. Bovendien is het aan eiser om, als hij meent dat zijn vingerafdrukken onder valse voorwendselen zijn verkregen, zich daarover te beklagen bij de autoriteiten in Spanje.
4. Verder voert eiser aan dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat verweerder ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening toe te passen. Eiser heeft een aantal vrienden die de asielprocedure in Spanje hebben doorlopen, die allemaal de ervaring hebben dat ze na een maand op straat zijn gezet. Eiser verwijst naar twee artikelen uit El Pais van 15 november 2018 genaamd ‘Migrants in Madrid forced to sleep on the streets to request asylum’ en van 26 november 2019 genaamd ‘Why dozens of families are sleeping on the street in Madrid’. Uit deze artikelen volgt volgens eiser dat al vanaf het begin van de asielaanvraag sprake is van inhumane omstandigheden, dat asielzoekers worden gedwongen om hun asielprocedure op straat af te wachten en dat er niet genoeg opvanglocaties meer zijn in Spanje. Verder verwijst eiser naar het AIDA Landenrapport Update 2019, waaruit blijkt dat Dublinterugkeerders moeilijkheden ondervonden bij de toegang tot opvangvoorzieningen. Ook blijkt uit het bijbehorende artikel van AIDA van 24 januari 2019, ‘Spain: court orders access to reception for dublin returnees’ dat het Spaanse ‘Tribunal Superior de Justicia’ van Madrid expliciet heeft moeten verzoeken dat de Spaanse autoriteiten verzekeren dat de Dublinterugkeerders niet uitgesloten zijn van toegang tot het ontvangstsysteem. Het feit dat de Spaanse rechter hierom moet verzoeken, geeft aan dat de omstandigheden bij terugkeer van Dublinclaimanten zorgwekkend zijn. Eiser betwist dat het effect zal hebben om te klagen bij de Spaanse autoriteiten en stelt dat dat niets meer is dan een theoretische mogelijkheid.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd.
6. Uit het door eiser aangehaalde AIDA landenrapport Update 2019 kan niet worden geconcludeerd dat er structurele problemen zijn met de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje. Het bijbehorende artikel van AIDA van 24 januari 2019
laat weliswaar zien dat het Spaanse Tribunal Superior de Justitia heeft bepaald dat alle Dublinclaimanten tot de opvangvoorzieningen moeten worden toegelaten, maar hieruit blijkt dus ook dat, mocht Spanje in strijd met de richtlijnen handelen, eiser hiertegen op kan komen. Ook de nieuwsartikelen laten zien dat er tekortkomingen zijn, maar hieruit blijkt evenmin dat die tekortkomingen structureel zijn, of dat Spanje zich niet houdt aan haar internationale verplichtingen. Uit de berichten volgt ook niet dat eiser geen recht zou hebben op opvang in Spanje als Dublinclaimant. Dat eisers vrienden, naar eigen zeggen, wel die ervaring hebben is - daargelaten dat dit niet nader door eiser is onderbouwd - ook onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van structurele tekortkoming in de asielprocedure en opvangvoorzieningen en dat eiser geen opvang zal krijgen wanneer hij zal worden overgedragen.
7. Voor zover eiser betwist dat hij hierover zou kunnen klagen, overweegt de rechtbank dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat klagen voor hem onmogelijk is. Niet is gebleken dat de Spaanse autoriteiten eiser niet zouden kunnen of willen helpen, of dat klagen bij voorbaat zinloos is.
8. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat in de uitbraak van het coronavirus geen bijzondere omstandigheid wordt gezien om de asielaanvraag in behandeling te nemen. Het feit dat de toekomst een onzekere gebeurtenis is, waardoor het vanzelfsprekend speculatief van aard is, betekent volgens eiser niet dat er in het geheel geen rekening mee kan en moet worden gehouden. Volgens eiser staat het Spaanse zorgstelsel op springen door de coronacrisis en is het dus niet meer vanzelfsprekend dat er adequate medische zorgverlening is. Eiser verwijst ter onderbouwing hiervan naar een artikel van de Telegraaf van 26 mei 2020 genaamd ‘Spanje herziet dodental coronavirus: 27.117 doden’. Verder verwijst eiser nog naar een artikel van The New York Times van 13 april 2020 genaamd ‘Spain’s lethal secret: we didn’t have ‘the best health care in the world’’, waaruit blijkt dat het zorgstelsel kennelijk niet in orde is. Uit een artikel van NBC News van 30 maart 2020 genaamd ‘Medical workers in Spain and Italy ‘overloaded’ as more of them catch coronavirus’ volgt volgens eiser dat de Spaanse ziekenhuizen niet voorzien waren van alle benodigdheden om alle slachtoffers te helpen. Bovendien heeft eiser geen vertrouwen dat hij adequate hulp voor zijn psychische problematiek zal krijgen door de ingrijpende gevolgen van de coronacrisis in Spanje. Hij kampt op dit moment met een depressie door het overlijden van zijn opa en oma. Ten slotte vraagt eiser zich af hoe het is gesteld met de opvangvoorzieningen in Spanje, in deze coronacrisis.
9. Ook de omstandigheden rondom het coronavirus maken naar het oordeel van de rechtbank niet dat ten aanzien van Spanje niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft met de nieuwsberichten niet aannemelijk gemaakt dat de opvangvoorzieningen en de medische voorzieningen niet meer aan de Europese standaarden voldoen. Dat eiser zorgen heeft over de situatie in Spanje en de mogelijkheden om de juiste medische hulp te krijgen is begrijpelijk, maar dit is op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat eiser niet naar Spanje zou kunnen worden overgedragen. Daar komt bij dat eiser zijn gestelde psychische problemen niet met medische stukken heeft onderbouwd. Verweerder mag er verder op vertrouwen dat de Spaanse autoriteiten de richtlijnen zullen naleven.
10. Tot slot overweegt de rechtbank dat haar ambtshalve bekend is dat de Dublinoverdrachten, die op grond van de gezondheidssituatie in Nederland en Spanje vanwege het coronavirus tijdelijk waren opgeschort, geleidelijk weer worden hervat. Voor zover eiser niet uiterlijk op 17 augustus 2020 overgedragen kan worden, gaat het om een tijdelijk beletsel van de feitelijke overdracht en de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit wordt in zoverre hierdoor niet geraakt. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 april 2020.1 De gemachtigde van verweerder heeft tijdens de zitting aangegeven dat ze ten aanzien van de situatie in Spanje de vinger aan de pols houden en alleen zullen overdragen wanneer dit verantwoord is. De rechtbank ziet geen reden om aan deze mededeling te twijfelen.
10. De rechtbank is gelet op het voorgaande verder van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat hetgeen eiser heeft aangevoerd geen zodanig bijzondere, individuele omstandigheden betreffen dat deze maken dat de overdracht van eiser aan Spanje van een zodanige onevenredige hardheid getuigt dat verweerder het asielverzoek op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich had dienen te trekken.
10. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff - Vos, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
20 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.