ECLI:NL:RBDHA:2020:8022

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1129
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake omgevingsvergunning voor nieuwbouw van woningen met betrekking tot tijdige indiening van zienswijze

Op 3 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van 43 woningen in de wijk Mariahoeve. De vergunninghoudster, Staedion, had op 23 december 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het afwijken van het bestemmingsplan. Eiser, die zich niet kon verenigen met het bestreden besluit, had zijn zienswijze te laat ingediend en stelde dat dit verschoonbaar was vanwege zijn onbekendheid met de procedure en de moeilijkheid van de gebruikte taal.

De rechtbank oordeelde dat de zienswijze van eiser niet-ontvankelijk was, omdat deze buiten de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank benadrukte dat het niet tijdig indienen van een zienswijze onder bepaalde omstandigheden verschoonbaar kan zijn, maar dat dit in dit geval niet opging. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover de zienswijze van eiser ontvankelijk was verklaard en verklaarde de zienswijze niet-ontvankelijk. Eiser kreeg het door hem betaalde griffierecht vergoed.

De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. H.B. Brandwijk, en is niet in het openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1129

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Yildirim).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Staedion, te Den Haag, vergunninghoudster
(gemachtigde: mr. E.P. Euverman).

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan "Mariahoeve" en het bestemmingsplan "Parapluherziening (fiets)parkeren" ten behoeve van het realiseren van een woongebouw met 43 woningen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Nadien zijn stukken ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vergunninghoudster heeft haar zienswijze naar voren gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2020. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghoudster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [A] , projectmanager.

Overwegingen

1.1
Op 15 maart 2018 heeft vergunninghoudster een omgevingsvergunning aangevraagd. De aanvraag ziet op het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de nieuwbouw van 43 woningen ter plaatse van de gesloopte woningen [straat] [huisnummer] tot en met [huisnummer] . Op deze locatie stonden tot voor kort drie tweelaagse bouwblokken met totaal 36 woningen. Vergunninghoudster beoogt met het bouwplan twee bouwblokken te realiseren met vier woonlagen.
1.2
Verweerder heeft de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd, als bedoeld in paragraaf 3.3. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het ontwerpbesluit van 24 januari 2019 is op 28 januari 2019 in het Gemeenteblad gepubliceerd en heeft met ingang van 29 januari 2019 ter inzage gelegen. Eiser heeft hiertegen een zienswijze ingediend.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Verweerder heeft hierbij toepassing gegeven aan de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo. Aan het bestreden besluit is een ruimtelijke onderbouwing ten grondslag gelegd. In het bestreden besluit is overwogen dat het project, gezien de opgestelde ruimtelijke onderbouwing, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder merkt op dat de zienswijze van eiser buiten de termijn is ingediend, maar dat deze inhoudelijk niet kan slagen.
3.1
Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij heeft gronden aangevoerd ten aanzien van parkeren, de verkeersveiligheid, de samenstelling van de wijk, en van afname van privacy en uitzicht.
3.2
Eiser erkent dat hij zijn zienswijze te laat heeft ingediend, maar acht dit verschoonbaar omdat hij enerzijds onbekend is met een procedure als deze en anderzijds de door verweerder gebezigde taal moeilijk te begrijpen vindt.
4.1
Op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), voor zover van belang, kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
Onder het niet naar voren brengen van een zienswijze als bedoeld in artikel 6:13 van de Awb moet mede worden verstaan het buiten de in artikel 3:16, eerste lid, van de Awb bedoelde termijn naar voren brengen van zienswijzen.
4.2
Op grond van de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Awb wordt het ontwerp van het besluit ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen belanghebbenden gedurende deze termijn naar keuze schriftelijk of mondeling bij het bestuursorgaan hun zienswijzen over het ontwerp voren brengen.
5.1
Tussen partijen is niet in geschil dat het ontwerpbesluit bekend is gemaakt op 28 januari 2019 en dat de stukken 6 weken ter inzage hebben gelegen met ingang van
29 januari 2019. Gedurende deze periode kon en mocht een ieder tegen dit ontwerpbesluit zienswijzen indienen.
5.2
Het niet tijdig indienen van een zienswijze kan onder bepaalde omstandigheden verschoonbaar zijn. Zoals ter zitting besproken, is hier op grond van vaste jurisprudentie echter niet snel sprake van. Het enkele feit, dat eiser onbekend is met de procedure, het omgevingsrecht en het communiceren via het elektronisch portaal, maakt niet dat hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze tegen het ontwerpbesluit heeft ingediend. Hetzelfde geldt voor de door verweerder gebezigde taal. Het valt te begrijpen dat het verwarrend is voor eiser dat zijn zienswijze, ondanks het feit dat deze door hem te laat is ingediend, door verweerder in zijn besluitvorming is meegenomen. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat dit uit coulance toch is gebeurd. De rechtbank moet de ontvankelijkheid van de zienswijze echter ambtshalve toetsen en overweegt daarom als volgt.
5.3
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de zienswijze van eiser vanwege een niet-verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard door verweerder.
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, voor zover daarbij de zienswijze van eiser ontvankelijk is verklaard, en zelf in de zaak voorzien.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover de zienswijze van eiser tegen het ontwerpbesluit ontvankelijk is verklaard;
- verklaart de zienswijze tegen het ontwerpbesluit niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat vernietigd is;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 3 augustus 2020 door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is vanwege de maatregelen rond het Coronavirus op de uitspraakdatum niet in het openbaar uitgesproken. Dit zal op een later moment alsnog gebeuren. De uitspraak wordt zo spoedig mogelijk gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Op grond van artikel 1.6a van de Chw kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.