ECLI:NL:RBDHA:2020:8023

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4511
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot de Wet langdurige zorg (Wlz) geweigerd na afwijzing van aanvragen en bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die toegang tot de Wet langdurige zorg (Wlz) wenste, en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) als verweerder. Eiser had eerder aanvragen ingediend voor toegang tot de Wlz, welke door verweerder zijn afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het CIZ heeft de bezwaren ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in het verleden meerdere medische klachten heeft gehad, waaronder pijnklachten en psychische problemen, en dat hij in 2018 een Wajong-uitkering heeft ontvangen. De rechtbank heeft de medische adviezen van het CIZ beoordeeld en geconcludeerd dat de lichamelijke beperkingen van eiser niet leiden tot een noodzaak voor 24-uurs zorg. De rechtbank oordeelt dat de zorgbehoefte van eiser planbaar is en dat hij in staat is om hulp te vragen wanneer dat nodig is.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de e-mail van eiser aan het CIZ niet kan worden aangemerkt als een ingebrekestelling, omdat deze niet voldeed aan de vereisten. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en socialezekerheidsrecht, waarbij de rechtbank de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het CIZ heeft bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/4511

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. Verspaandonk),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: A.Y. Steggerda).

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2018 (primair besluit I) heeft verweerder geweigerd eiser toegang te verschaffen tot de Wet langdurige zorg (Wlz).
Bij besluit van 11 december 2018 (primair besluit II) is een tweede aanvraag van eiser om toelating tot de Wlz-uitkering afgewezen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten.
Bij besluit van 7 juni 2019 (bestreden besluit I) heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Op 11 juni 2019 heeft verweerder van eiser een ingebrekestelling ontvangen. Bij besluit van 12 juni 2019 (bestreden besluit II) heeft verweerder het gelijktijdig met de ingebrekestelling gedane verzoek om alsnog een besluit te nemen afgewezen, op de grond dat dit al op 7 juni 2019 was gebeurd.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten I en II beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft er geen onderzoek ter zitting plaatsgevonden.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft in 2012, 2013 en op 1 mei 2015 een scooterongeval gehad, waaraan hij diverse pijnklachten aan nek, rug en knie, vermoeidheid, duizeligheid en cognitieve klachten heeft overgehouden. Daarnaast heeft eiser psychische klachten. Aan eiser is begin 2018 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toegekend. In dat kader is vastgesteld dat eiser volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is zonder dat verbetering te verwachten valt. Eiser woont bij zijn ouders.
1.2
Naar aanleiding van zijn aanvraag van 18 augustus 2018 om toelating tot zorg op grond van de Wlz is eiser onderzocht door de medisch adviseur van verweerder. Deze heeft op 12 september 2018 advies uitgebracht.
2.1
Bij primair besluit I heeft verweerder vervolgens in overeenstemming met het advies van de arts adviseur de aanvraag afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de lichamelijke beperkingen niet leiden tot een noodzaak tot 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Het betreft geplande zorg.
2.2
Bij primair besluit II heeft verweerder de vervolgens door eiser op 11 oktober 2018 ingediende aanvraag afgewezen met toepassing van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden.
2.3
Naar aanleiding van de bezwaren van eiser heeft verweerder aanvullend advies gevraagd aan de arts adviseur. In overeenstemming met dit advies heeft verweerder bij het bestreden besluit de bezwaren van eiser afgewezen. Verweerder ziet geen aanleiding om een deskundige in te schakelen.
3. Eiser betwist dat er bij hem sprake is van planbare zorg en dat hij in staat is iemand te waarschuwen als het niet goed met hem gaat. In de thuissituatie houden zijn ouders hem voortdurend in de gaten door middel van camera's. Zij kunnen direct naar hem toe gaan of iemand inschakelen zodra dat nodig is. Eiser is al eens flauwgevallen tijdens het stofzuigen, waarna hij door zijn moeder bewusteloos werd gevonden. Eiser kan zich voorts niet zelfstandig buitenshuis begeven. Hij wordt altijd vergezeld door een ander persoon of hij heeft voortdurend via zijn telefoon contact met één van zijn ouders. Verweerder miskent de complexiteit van de problematiek van eiser. Het had, gezien die complexiteit en het gebrek aan relevante medische gegevens, op de weg van verweerder gelegen om een onafhankelijk deskundige in te schakelen.
4.1
De rechtbank leidt uit het dossier af dat op 27 augustus 2018 dossieronderzoek heeft plaatsgevonden. Verder heeft de arts adviseur eiser op het spreekuur onderzocht. Op basis van die onderzoeksgegevens heeft de arts adviseur op12 september 2018 advies uitgebracht. Daarin concludeert deze dat er bij eiser diverse lichamelijke beperkingen aanwezig zijn naast niet-aangeboren hersenletsel. Vanwege het medisch uitbehandeld zijn van de CVS/ME en de overige somatische klachten wordt de grondslag somatiek vastgesteld en vanwege de schade door het ongeval de grondslag LG. Hoewel er nog nader onderzoek moet plaatsvinden naar de stoornissen en beperkingen, kan op basis van beschikbare medische informatie al worden vastgesteld dat er geen aandoeningen aanwezig zijn die aanleiding geven tot een blijvende noodzaak van 24 uur zorg in de nabijheid. De oorzaak voor de problematiek waar eiser mee worstelt, lijkt te zijn gelegen in het zichzelf overvragen, waarbij een toename van cognitieve en psychische klachten wordt gezien. Deze geven echter geen toegang tot de Wlz.
4.2
Naar aanleiding van de bezwaren van eiser heeft verweerder een aanvullend medisch advies doen opstellen door een andere arts adviseur. Vanwege de klachten van eiser ten aanzien de primaire arts adviseur heeft de arts adviseur in bezwaar een eigenstandig onderzoek gedaan en geen gebruik gemaakt van de primair uitgebrachte rapportage. De arts adviseur in bezwaar heeft dossieronderzoek gedaan, de hoorzitting bijgewoond op 21 januari 2019, de anamnese opgenomen en eiser lichamelijk onderzocht. Naar aanleiding van haar dossieronderzoek heeft zij aan eiser schriftelijk nadere vragen gesteld en informatie opgevraagd bij de behandelend sector. Daarop heeft zij van PsyQ een rapportage ontvangen van een in 2015 afgenomen neuropsychologisch onderzoek, bericht van de revalidatie arts van 2 april 2019 en bericht van het CVS ME Medisch Centrum van 8 juni 2017. Op basis van haar onderzoek concludeert de arts adviseur dat eiser (in wisselende mate) energetische, locomotoire en cognitieve beperkingen ervaart. Gelet op de aanwezige neurologische informatie is een geobjectiveerde neurologische verklaring van de klachten van eiser niet aanwezig. De klachten worden actueel verklaard op basis van chronische pijn- en vermoeidheidsklachten. De door eiser ervaren mate en ernst van de klachten zijn niet geheel te verklaren op basis van een aantoonbare ziekte en/of gebrek. Omdat eiser beperkt is in zijn actieradius en aangeeft niet altijd zelfstandig de ADL uit te kunnen voeren, kan de grondslag somatiek worden toegekend. Op basis van de geobjectiveerde beschikbare gegevens zijn geen ernstige beperkingen in het regievermogen van eiser vast te stellen. De door eiser gemelde zorgbehoefte is overwegend als planbaar te beschouwen. Hij moet in staat worden geacht op relevante momenten adequaat om hulp te vragen. Er zijn geen aantoonbare ernstige cognitieve, intellectuele of communicatieve beperkingen die hem daarin belemmeren. Evenmin zijn er medische bezwaren om de hulp af te wachten. Van een medische noodzaak voor 24 uurs zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel kan dan ook niet worden gesproken. Bij adequate, multidisciplinaire behandeling is verbetering van het mentaal functioneren te verwachten. Daardoor zal de begeleidingsbehoefte mogelijk afnemen.
4.3
Eiser is de gelegenheid geboden zijn eventuele bezwaren tegen de uitkomsten van het medisch onderzoek naar voren te brengen op de hoorzitting van 16 mei 2019. Naar aanleiding van een e-mailbericht van eiser van 3 mei 2019 geeft de arts adviseur in een aanvullende rapportage van 7 juni 2019 te kennen dat deze haar geen aanleiding geeft het uitgebrachte medisch advies te wijzigen. Zij wijst erop dat zij “arts Indicatie en Advies KNMG” is. Op grond van de “Position Paper arts Indicatie en Advies KNMG, april 2015” heeft een dergelijke arts de competentie om de vertaling te maken van een medische situatie, inclusief behandeling, van aandoeningen en stoornissen naar feitelijke beperkingen en de consequenties daarvan voor het zelfstandig functioneren en de ontwikkelingsmogelijkheden daarin.
4.4
Verweerder heeft het uitgebrachte advies volledig overgenomen in het bestreden besluit. Op basis daarvan stelt verweerder zich op het standpunt dat er bij eiser geen sprake is van ernstige beperkingen in het regievermogen. Eiser weet wat hij nodig heeft en kan verantwoorde keuzes maken. Eiser is daarnaast in staat om hulp te vragen en kan zo nodig op adequate wijze alarmeren met behulp van apparatuur zoals telefoon en computer. De door eiser ervaren lichamelijke beperkingen zijn als 'licht' aan te merken en de zorg die eiser aangeeft nodig te hebben is planbaar.
4.5
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest dan wel dat de uitkomsten daarvan niet gevolgd kunnen worden. De arts adviseur in bezwaar heeft uitgebreid onderzoek gedaan. De onderzoeksgegevens zijn uitgebreid weergegeven in de rapportage en op basis daarvan is draagkrachtig gemotiveerd tot een conclusie gekomen. Door eiser zijn geen medische gegevens in het geding gebracht die doen twijfelen aan deze conclusie. Dat eiser een keer flauw is gevallen, om welke reden hij thuis voortdurend wordt gemonitord, is geen geobjectiveerd medisch gegeven en kan dus niet tot een ander oordeel leiden. Hetzelfde geldt voor de begeleiding buitenshuis. Voor inschakeling van een deskundige heeft verweerder, gelet op de veelheid aan voorhanden zijnde medische gegevens en de zorgvuldigheid van het onderzoek door de arts adviseur, geen aanleiding hoeven zien.
5. Nu eiser geen zelfstandige gronden heeft ingebracht tegen de afdoening van de tweede aanvraag met toepassing van artikel 4:6 van de Awb, blijft het bestreden besluit voor zover dit daarop betrekking heeft buiten beschouwing.
De ingebrekestelling en de dwangsom
6. Tussen partijen is verder in geschil of de e-mail van eiser aan verweerder van 3 mei 2019 aangemerkt kan worden als een ingebrekestelling. De betreffende passage in de e-mail van 3 mei 2019 luidt:
"
Afgaande op de rapportage:
Ik had dit al zien aankomen, kunt u de big-nummer vragen van de bezwaar arts, het CIZ in gebreke stellen en een dwangsom eisen gezien de beslissing ongeveer na vier maanden later is genomen."
7. Voor een ingebrekestelling geldt de eis dat uit een geschrift duidelijk is dat de belanghebbende het bestuursorgaan maant om alsnog een bepaald besluit te nemen. Daarvoor is vereist dat het geschrift voldoende duidelijk maakt:
i. i) op welke aanvraag het betrekking heeft,
ii) dat de belanghebbende zich op het standpunt stelt dat het bestuursorgaan niet tijdig op de aanvraag heeft beslist, en
iii) dat de belanghebbende erop aandringt dat een zodanige beslissing alsnog wordt genomen. [1]
8. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet eisers e-mail niet aan de hierboven genoemde voorwaarden, reeds omdat eiser aangeeft dat de beslissing is genomen. De slotsom is daarom dat eiser met zijn e-mail van 3 mei 2019 verweerder niet in gebreke heeft gesteld.
9. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat er geen dwangsom is verbeurd, omdat verweerder op 11 juni 2019 een ingebrekestelling heeft ontvangen en op 7 juni 2019 bestreden besluit I heeft genomen.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 20 juli 2020 gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van H.B. Brandwijk, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.CRvB 18 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4125.