ECLI:NL:RBDHA:2020:8078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2020
Publicatiedatum
24 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.15103
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel in asielprocedure van Venezolaanse gezin

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Venezolaanse eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres, die met haar minderjarige kinderen in Nederland verblijft, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris waarin een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd. Deze maatregel is opgelegd op grond van artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de eiseres geen rechtmatig verblijf heeft en niet heeft voldaan aan de verplichting om Nederland te verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielprocedure van de eiseres definitief is beëindigd door een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Hierdoor is het duidelijk dat de eiseres en haar kinderen niet rechtmatig in Nederland verblijven.

De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris bevoegd was om de maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak. De eiseres heeft niet voldoende argumenten aangedragen om de maatregel aan te vechten, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van de overheid bij het beschikbaar houden van de eiseres voor het vertrekproces zwaarder wegen dan de door de eiseres gestelde belangen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er medische zorg beschikbaar is in het centrum waar de eiseres verblijft, en dat de opgelegde maatregel niet disproportioneel is. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de vrijheidsbeperkende maatregel in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15103

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres, V-nummer: [V-nummer 1] ,

en haar minderjarige kinderen:
[dochter], dochter, V-nummer [V-nummer 2] ,
[zoon], zoon, V-nummer [V-nummer 3]
(gemachtigde: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Honing).

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Verweerder heeft eiseres verplicht met ingang van 3 augustus 2020 te verblijven in de gemeente [plaats] , alwaar eiseres zich in de vrijheidsbeperkende locatie GL (gezinslocatie) [plaats] dient op te houden.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen.
Eiseres heeft op 11 augustus 2020 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 13 augustus 2020 een reactie ingediend. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Venezolaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1994. De dochter is geboren op [geboortedag] 2013 en de zoon op [geboortedag] 2018.
2. Verweerder heeft aan eiseres de vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd omdat zij geen rechtmatig verblijf heeft zoals bedoeld in artikel 8 van de Vw. Volgens verweerder vordert het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel omdat eiseres:
- niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om Nederland te verlaten;
- geen vaste woon- of verblijfplaats heeft noch over voldoende middelen van bestaan beschikt;
- op last van het Centraal Orgaan Asielzoekers bij besluit van niet langer is toegestaan te verblijven in;
- niet dan wel onvoldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit; en,
- de 28-dagen termijn is verstreken, er een paspoort is van eiseres en haar dochter en voor de baby enige tijd geleden een laissez-passer traject is gestart. Het vertrek naar het land van herkomst is daarmee wellicht mogelijk.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat het besluit onzorgvuldig is en er geen evenredige belangenafweging is gemaakt. Eiseres en haar gezin verblijven als vluchtelingen in Nederland en hun asielaanvraag is nog steeds in behandeling, thans in hoger beroep. Daarnaast ontbreekt een belang bij het opleggen van de maatregel, nu eiseres en haar gezin niet terug kunnen keren naar Venezuela. Verweerder heeft in het bestreden besluit opgenomen dat terugkeer ‘wellicht’ mogelijk is wat inhoudt dat verweerder het er mee eens is dat eiseres niet terug kan. Zolang niet vaststaat dat eiseres naar haar land van herkomst kan terugkeren is de opgelegde maatregel onrechtmatig en wordt eiseres daardoor onevenredig benadeeld doordat zij in haar bewegingsvrijheid wordt beperkt. De belangen van eiseres en haar kinderen dienen te prevaleren. Nu uitzetting nog niet aan de orde is, mist de maatregel een wettelijke basis. Tot slot voert eiseres aan dat het een kwetsbaar gezin betreft met minderjarige kinderen, dat haar dochter wegens trauma’s psychische hulp nodig heeft en dat de opgelegde maatregel het recht op een vrije keuze voor een medisch behandelaar in de weg staat.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank volgt het betoog van verweerder dat met de uitspraak van 15 juli 2020 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (202000092/1/V2) de asielprocedure definitief is beëindigd. Deze uitspraak is gedaan vóór oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel. Nu de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres in rechte vaststaat, is daarmee gegeven dat eiseres en haar kinderen niet rechtmatig in Nederland verblijven.
6. Verweerder heeft aan eiseres de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vw opgelegd omdat de openbare orde dat vordert. Eiseres heeft de gronden van de maatregel niet bestreden. Eiseres en haar gezin hebben niet voldaan aan de rechtsplicht om Nederland te verlaten, geen rechtmatig verblijf en geen vaste woon- of verblijfsplaats noch bestaansmiddelen. Ten tijde van de uitspraak in hoger beroep was de vertrektermijn reeds verstreken. In de daaropvolgende twee weken heeft eiseres geen handelingen verricht om het vertrek te realiseren. Verweerder heeft zich gelet hierop op het standpunt mogen stellen dat er een gevaar op onttrekking aan de uitzetting bestaat.
7. Verweerder was gelet op het voorgaande bevoegd de maatregel op te leggen. Verweerder heeft daarbij gehandeld conform zijn beleid, zoals neergelegd in hoofdstuk A5 van de Vreemdelingencirculaire 2000, waarin staat dat ten aanzien van gezinnen met minderjarige kinderen die verwijderbaar zijn om het vertrek voor te bereiden zo veel mogelijk wordt volstaan met plaatsing in een vrijheidsbeperkende of een gezinslocatie.
8. Voorts volgt uit voornoemd beleid van verweerder dat oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel in de regel niet disproportioneel is indien deze nodig is voor de voorbereiding van het vertrek van de vreemdeling. Dat dit laatste het geval is, heeft verweerder zowel in het bestreden besluit als in zijn verweerschrift gemotiveerd. Door de Dienst Terugkeer en Vertrek wordt gewerkt aan het vertrek en er is reeds een laissez-passer aangevraagd voor de zoon. Dat door verweerder in de maatregel is opgemerkt dat vertrek naar het land van herkomst wellicht mogelijk is, ziet zoals in het verweerschrift is toegelicht, op de afhankelijkheid van de Venezolaanse autoriteiten voor afgifte van de laissez-passer. Daaruit volgt niet dat niet van eiseres wordt verwacht dat zij terugkeert naar Venezuela, of dat verweerder nog dient te onderzoeken of terugkeer naar Venezuela mogelijk is voor eiseres en haar kinderen. Voor zover nodig volgt de rechtbank hierin het standpunt van verweerder dat terugkeer naar Venezuela, zowel zelfstandige terugkeer als gedwongen terugkeer, op basis van de aanwezige landeninformatie wel degelijk mogelijk is.
9. Niettegenstaande het voorgaande, volgt ook uit verweerders beleid dat moet worden nagegaan of in de gegeven omstandigheden, de door de vreemdeling gestelde belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de overheid bij het beschikbaar houden van de vreemdeling voor het vertrekproces. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het door eiseres gestelde geen aanleiding heeft hoeven zien de maatregel niet op te leggen. Daarbij is van belang dat verweerder in de maatregel heeft gemotiveerd dat er specialistische medische zorg aanwezig is op het centrum, waar eiseres gebruik van kan maken. Daarnaast is gemotiveerd dat vanuit het centrum uitgeweken kan worden naar een arts/specialist en dat de door eiseres gekozen behandeling, waarvoor zij nu op de wachtlijst staat, vanuit het centrum kan worden afgewacht en opgestart.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.