ECLI:NL:RBDHA:2020:8111
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 20 mei 2020 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging ten aanzien van een man, geboren in 1953, die lijdt aan een psychische stoornis, waaronder depressieve stemmingsstoornissen en verslavingsstoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene aangegeven dat het goed met hem gaat, maar dat hij moeite heeft om van de alcohol af te blijven. De behandelaar heeft echter grote zorgen geuit over de geestelijke gezondheid van betrokkene en het risico van terugval in alcoholgebruik.
De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat er ernstig nadeel dreigt als er geen zorgmachtiging wordt verleend. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg besproken, waaronder het toedienen van voeding, medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is en dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn. De zorgmachtiging is verleend tot en met 5 november 2020, met inachtneming van de wettelijke beslistermijn en de expiratiedatum van de laatst geldende machtiging. De beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.